Een villa, gedichten, appels

Kom, kom, dat is nog maar de vraag.
Misschien wil je het graag? Een gedicht?
Van nu af aan noemen wij het mozaïek.
Een lettermozaïekverslag.

Het moet me van het hart dat ik deze korte reisverhalen schrijf om verlost te worden van het schrijven van het langste gedicht. Als men tenminste een gedicht van
ruim 1.200 a-viertjes het langste mag noemen. Ook twijfelen we er wel eens aan of het überhaupt een gedicht is omdat het eerder op een mozaïek van rijm en prosodie lijkt met vele dichtvormen en over misschien alteveel zaken gaat, alhoewel de kern toch uit de natuur, flora en fauna, bestaat.
Maar dit gezegd zijnde kun je er vanuit gaan dat het ‘een langste gedicht’ is.
Om nu terug te komen op wat ons alzo beweegt op onze vakantiereizen ligt het voor de hand dat we het meeste ervan niet vertellen. Al die duizenden gevoelens, indrukken, gedachten immers die er deel van uitmaken kunnen we moeilijk weergeven en heel vaak zijn ze verdwenen in de nimbus van het geheugen. Maar enkele die bij het schrijven van dit verhaaltje, naar boven komen, zullen we hier toch weergeven.
Ik zie me nog samen met mijn vrouw voor de villa staan waar eens de schrijver Guy de Maupassant woonde. We maakten eventjes deel uit van een Franse schrijverswereld, hoe kort ook maar. Dat gevoel heb ik wel vaker. De betrokkenheid wordt ook opgewekt bij het lezen van plaquettes van minder bekende schrijvers. Bij voorbeeld in Ierland waar je vaak naast een blauw of groengekleurde voordeur een kort eerbetoon aan een schrijver ziet staan.
En ineens, misschien door de aanhef van dit korte verhaal, krijg ik de neiging om deze bladzijde op te nemen in het langste gedicht. Waarom geen verdubbeling? Of is er dan sprake van zelfplagiaat? Twee vliegen in één klap en dan weten de wandelaars ook dat het langste gedicht langzamerhand en dovend per aflevering korter wordt. Dat we er een beetje genoeg van krijgen. Je moet aan proza geen dichtregels toevoegen, hoorde ik ook al eens, maar dat lijkt me onzin en weer zo’n wissewasje van … ja van wie eigenlijk? Er wordt zoveel overbodigs beweerd. Daarom voegen we hier, in aansluiting op het begin, nog toe:

We staan hier bij een dichtregel van WLB,
Wat er in staat dat weten wij nog niet.
Een vogel heeft er op gekakt, maar ziet.
Opzij daar lees je wat, er staat; VAN LIEVERLEE.

Waardoor dit verhaal nog onduidelijker wordt en meer en meer op het moderne leven gaat lijken.

Werden we op meer plaatsen op onze vakantiereizen bestormd door gevoelens, gedachten, enzovoorts? Natuurlijk, zoals eigenlijk constant in het leven, maar waar en hoe en wat en wie? In Granada bij een tegel op de vloer: ‘Que pena, ser ciego y vivir en el Alhambra.’ ‘Welk een verdriet, blind zijn en in het Alhambra wonen.’ Dat wekte ook wel bijzondere gevoelens bij mij op.

 

VANUIT EEN GEZICHTSHOEK

Het reizen, of misschien zelfs je leven, vanuit een bepaalde gezichtshoek bekijken, is een waardevolle bezigheid. Lijkt me zo! Ja lezer en je gaat je eigen gang maar en neemt heel andere gezichtspunten in dan hierbij in deze korte vertellingen is gedaan. Zegt in jezelf: ‘Waar en hoe heb ik eigenlijk in mijn bestaan iets met appels te maken gehad?’ ‘Welke auto’s heb ik bezeten?’ Bedenk het maar!
En natuurlijk kan een en ander al te onnozel worden of heb je er weinig over te vertellen. Maar dan zoek je in het brein naar gezichtshoeken die nu juist voor jou weer waardevol zijn. Vrouwen? Olala, daar is al zoveel over verteld. Minnaars, voor de vrouwelijke lezers? Daar willen we nog wel iets over horen. Maar heel gewoon, ’t kan ook over je ervaringen met koffie gaan.
Ondertussen, dat kun je, lezer, billijken, wordt het voor schrijver dezes een beetje moeilijk om veel zinvols naar voren te brengen over trivialiteiten die zich op buitenlandse reizen hebben afgespeeld. ’t Begint als hij niet oppast, een beetje op ophoesten te lijken. Wat heeft hij bij voorbeeld in het buitenland meegemaakt op het gebied van appels? Het enige wat hem zo gauw te binnen schiet is dat hij waarschijnlijk – waarschijnlijk, want de momenten schieten hem niet te binnen – geregeld appels heeft gegeten op zijn reizen, Appelproducten heeft geproefd; appelsap heeft gedronken. Dit alles hoort immers bij het decor, de werkelijkheid, het gewone aspect van reizen?
Lang geleden, in de jeugd, toen de indrukken van het nieuwe dikwijls fel waren, herinnert hij zich nu die tocht naar Bretagne waar hij voor het eerst kennis maakte met cider of appelwijn. Waarschijnlijk was dat al in Normandië, immers het appelland bij uitstek. Ook schoot hij een keer, in een ver land, bij een geïmproviseerde handboogwedstrijd, bij het eerste schot van grote afstand midden in de roos, waarbij de gezellen direct ‘Wilhelm Tell, Wilhelm Tell, een schot in de roos.’ begonnen te roepen en dan moet je natuurlijk aan de appel denken die deze Zwitserse of kantonnese vrijheidsstrijder van het hoofd van zijn zoontje schoot. In mijn geval ging het tweede schot, dat ik dus beter niet had kunnen ‘lossen’, volkomen naast.
We zijn natuurlijk blij als we op onze buitenlandse reizen in hoogstammige, oude, en knoestige appelboomgaarden terechtkomen. Misschien heb je er zelfs wel interessante avonturen beleefd, een tent opgezet, god mag weten wat, maar bij mij komt niets van dien aard naar boven.
Is er nu, bij al die reizen, niets meer dat ik over appels kan verhalen? Appelstroop heb ik al in één van de korte vertellingen genoemd. Appelbomen groeien in Normandië en op veel andere plaatsen. Enige jaren was ik in de tropen en daar groeien weer geen appels. Ik heb ze vast wel in Duitsland gezien, gegeten, maar hiervan herinner ik me niks. Dan maar met een gedichtje eindigen.

Appels, boomgaarden, je hoort bij mijn jeugd.
Ik draag jullie mee als een herfstfeest.
Knoestig in vorm en bladeren vergeeld
Je hoort bij mijn land,zelfs laagstammig.
In lente bloeiend wit nog het meest.


 

Plaats een reactie