(Foto: Nijmegen – Noviomagi – op de kaart van Peutinger)
ROMEINSE STENEN
Romeinse kleuren zijn zeldzaam. Romeinse stenen kom je nog wel veel tegen.
Misschien, omdat we meestal grauwe ruïnes zien, hebben we weinig oog voor het feit dat er ook elegantie in hun cultuur voorkwam. Daarvoor moet je naar een tentoonstelling over Pompeï of Herculaneum of je ziet in een boek een wandschildering, een Romeins vloermozaïek, een lang bewaarde sierlijke vaas.
In de stad waar ik woon kun je de Via Romana volgen. Het stratenpatroon, Burchtstraat, Hezelstraat, volgt de oude Romeins heirweg. Verder niks van te zien maar toch … interessant. Die weg kun je als zijweg zien op de Tabula Peutingeriana in het museum.
Daar doorlopend tot Syrië en naar het westen toe tot in Brittannia, zodat het stukje hier maar een klein onderdeel is. In Batavenland volgt hij de Rijn, nu Kromme Rijn bij Utrecht en Oude Rijn bij Alphen en Lugdunum Batavorum, het huidige Leiden. Voor Katwijk in zee ligt nog de oude legerplaats Brittenburg, enige meters onder het wateroppervlak. Wij kunnen ook achter Katwijk zeggen.
Toen ik een archeoloog ontmoette vertelde hij dat de Romeinen met hun cohorten beneden langs de rivier liepen. Maar ook de lijn van de weg over de heuvels geeft nog wel een oud wegenpatroon aan. Archeologen zijn heel precies en ik herinner me dat ik eens met een archeoloog door de ruïnes van het oude Incafort Sascayhuaman dwaalde en al gauw meende door te hebben hoe het zat met verdedigingswallen aldaar en andere duidelijke tekenen, maar hij zei telkens: ’Dat is nog maar de vraag.’ Of: ‘Daar weten we nog weinig van.’ De leek denkt het vaak beter te weten. Soms is dat overigens zo gek nog niet.
Peinzend zat ik in Europa wel eens, op onverwachte plekken, neem bij voorbeeld Albi in de Ardeche, op een stenen blokbank in een rond Romeins theater en probeerde me een uitvoering van Iphiginea, Ajax , Medea of De Perzen voor te stellen, want de Romeinen waren in cultureel opzicht behoorlijk Grieks. De grote ruïnes, het Forum, het Colosseum, de waterleiding van Nimes, noem het maar op, zag ik nooit behalve op plaatjes, maar eerlijk gezegd treur ik daar niet om. Wel wandelde ik langs de waterleiding die de Romeinen van Berg en Dal naar hun legerplaats in Noviomagus aanlegden (zoals sommigen beweren) en waarvan niets meer te zien is behalve een ophoging of afgraving in het terrein. Maar de uitleg, hun bouwkunde, het Romeinse vernuft, dringt bij zo’n wandeling ook al tot je door.
De Porta Nigra in Trier is misschien het meest dichtbij zijnde grote bewaarde bouwwerk en als je daaronder bij een kopje koffie op een terrasje zit, dan denk je wel: ‘Nou, nou, toen konden ze dus ook al geweldig bouwen.’ Maar wacht eens, hebben wij de brug in Maastricht niet, de oude Romeinse brug die nog steeds over de Maas ligt?’ En dichtbij, over de grens, ligt Xanten waar ze weer van allerlei herbouwen uit die tijd en waar je Romeins kunt eten. Daar waren we laatst nog en zijn in de regenachtige namiddag naar de stad met de prachtige kathedraal gegaan om op de Kerstmarkt rond te slenteren. We kochten nog een kleinigheid maar al sla je me dood, ik zou niet meer weten wat het was.
We reden op de terugweg verkeerd en draaiden de auto midden op de autoweg, hetgeen niet van belang is, maar zoiets herinner je je dan wel weer.
Het brein selecteert en zal daar wel een reden voor hebben. Maar ’t blijft raadselachtig. Over de Romeinen gesproken. Lees Satyricon eens, dat is heel wat anders dan Ceasar’s De Bello Gallico.
’t IS VREEMD
Toen ik deze titel neerschreef viel me twee regels van de dichter Kopland in.’’t Is vreemd te zijn wie je bent/ een paard ver weg in de wei.’
’t Zijn wel intrigerende zinnen waar je lang en aangenaam over kunt denken. Eerlijk gezegd zijn er momenten geweest dat ik het gewoon onzin vond. Toch ben ik er al lang mee bezig, zij zijn in mijn hoofd geslopen, en maak er nu van dat je van buiten naar jezelf kunt kijken. Jezelf zodoende kunt objectiveren. Zou Kopland dat hebben bedoeld? Hij was nu eenmaal ook psychiater.
De leraar Nederlands citeerde dichtregels op een schoolreis naar Parijs. De begeleiders bivakkeerden in een tent. We sliepen met enkele leraren in een tent die slordig op een camping was neergezet en waar het water door het grondzeil drong. Dat gaf nog trammelant. Naast, of niet ver van, of beter in de omgeving van de Parijse Ringweg die de hele nacht monotoon gezoem van zich afgaf. Met de aangehaalde regels, en nog een paar andere van Kopland, vermaakten we ons. Andere regels die ik me herinner (uit het hoofd, dus of ze helemaal kloppen?)
‘Tijd is als je ergens komt en je denkt/ er is niets veranderd.’
Zouden we, wanneer we op reis zijn, onszelf ook enigszins losmaken van de subjectiviteit die we in onze bekende omgeving gewend zijn en meer door de ogen van de buitenstaander naar onszelf kijken? Daarmee een zekere vrijheid verwervende die ons het reizen als prettig doet ervaren? Zeer wel mogelijk. Zou de tijd een andere rol spelen?
Heel indringend dus drong die nacht in Parijs het hinderlijke gezoem van de ringweg tot ons door. Nu was er een Russin, moeder van een Russische jongen op school, die dit reisje meemaakte en ook in de tent sliep. Zij had heel goed geslapen en toen wij vroegen of zij dan geen last van het lawaai had ondervonden vertelde zij van een waterval waaraan zij door het gezoem moest denken. Bij een vroeger schoolreisje op de Krim had zij dat een prettig geluid gevonden.
Zoiets opent je ogen en oren en je beseft: ‘It’s all in the eye of the beholder’. Ik denk nu bijvoorbeeld aan Rio de Janeiro waar je op het strand van Flamengo het geruis van de stad monotoon hoort zodat het op een gegeven moment inderdaad als een waterval gaat klinken. ‘Meu pequeno cachoeira, vivo só pensando en ti’ is een Braziliaans liedje. Mooie melodie en vertaalt: ‘Mijn kleine waterval, ik leef alleen als ik aan je denk.’
Op die camping herinner ik me ook nog een avond met leerlingen in een zeildoeken tent waarbij, je kunt immers niet alles controleren, een leerling na enkele pilsjes een beetje doorsloeg. Op een grappige en onschuldige manier , want veel jeugd, ook al komen ze uit de boze stad, is nog steeds onschuldig. Ik moest erg lachen staat me bij, maar vraag me niet waarom want het is verdwenen in de nimbus der vergetelheid. Niet echter het zompige gras en hoe wij daar liepen en citeerden: ‘’t Is vreemd te zijn wie je bent, een paard ver weg in de wei.’
Overigens, schoolreisjes zijn een serieuze zaak. We bezochten natuurlijk het Louvre of /en het Pompidou of/en de brug Alexandre, het magasin met die mooie koepel en naar ik meen ook de Notre Dame. Enzovoorts. Paris. Zeer leerzaam!