EEN WEEKJE ER OP UIT
Op een of andere manier om bepaalde redenen gebeurde het dat ik de laatste twintig jaar op verscheidene plekken in vooral Noord Frankrijk een week met vakantie doorbracht. Een gebied dat in het algemeen onder Nederlanders minder bekend is dan de Zuidelijke helft en Parijs, maar waar velen toch een indruk van hebben omdat zij er regelmatig doortrekken. Het wordt al gauw wat kaal en saai genoemd en dat klopt ook wel gedeeltelijk, maar toch niet helemaal. Zoals bij veel zaken het geval is.
’t Zijn geen tientallen keren dat ik er was maar toch genoeg om ze door elkaar te halen. Met wie en waar was ik toen? Laten we eens proberen het op een rijtje te krijgen.
We rijden door Noord-Frankrijk en verblijven een paar dagen in Thierry. Ah dat was die reis dat ik ‘Hotel, hotel’ riep in de avonduren toen we zo gauw geen slaapplaats konden vinden. ‘Stoppen, hotel, hotel’, riep ik. Ineens doemde uit het niets het woord Hotel voor ons op, maar het bleek het Hotel de Ville te zijn. Op die reis overigens nog wel meer gezien en meegemaakt. Wat dan? Ehh, zo makkelijk is die vraag nog niet, want het is lang geleden. Ineens duiken de typische rotsen,- basaltblokken?- bij Fontainebleau bij me op.
Dan een keer enkele dagen ten zuiden van Metz in een dorpje. Kwamen we nog in een stadje bij de Maas met al die Cadillacs op dat plein. Een Duitse Cadillacclub deed toevallig het stadje aan. Is weer mogelijk. Drie oorlogen zijn inmiddels begraven. In vele kleuren, prachtige wagens. Ook nog, maar nee, dat doet hier niet ter zake. Het gaat even om het herinneren en plaatsen van verschillende reizen.
Daartussen, meen ik, zijn we in Caux geweest, het land van oorsprong van Flaubert en Guy de Maupassant. We hebben toen het landhuis van de Maupassant nog bekeken. Van een zekere afstand, je kon er niet dichtbij komen, ik zie ons nog staan. ’t Was een warme dag. Enzovoorts natuurlijk, het is een interessante omgeving. De kalkrots in zee bij Fécamp –was het bij Fécamp?- waar een doorkijk, een gat, een vorm in zit en die de Olifant wordt genoemd. Of is dat bij Étretat, bij de falaise d’Amont?
Ook nog een weektochtje naar Le Pays du Nord. Grote kanon, de dikke Bertha. Cap- Gris-Nez waar de krijtrotsen beginnen. Boulogne-sur-Mer en noem maar op. We weten er nog alles van.
Ach, het waren tochten met mijn lieve vrouw en daarna met de tekenares drie keer naar een huisje op het platteland. Waar lagen die huisjes? Welnu, in de omgeving van de Maas en ’t loopt een beetje door elkaar heen zoals trouwens al die Noord-Franse reizen die hier nu tenminste een beetje geordend zijn. We zoeken op de kaart en vinden kleine plaatsjes aan de Maas waarvan ik de naam al was vergeten. Ten zuiden van Stenay, ten Noorden van Bar-le Duc, ook een heel aardige stad. Twee huisjes op het platteland. Veel gezien en een treindagje er op uit naar Troyes. Er is nog veel over te vertellen maar allee, we zoeken hier alleen naar waar we alzo waren.
Ooit lang geleden op weg naar het Zuiden, met de anthropologe, ook al eens overnacht, maar iets zuidelijker, aan de Maas. Heerlijk gezwommen en ook een mooie wandeling. Maar wil je wel geloven dat het Noorden van Frankrijk zich samendicht tot één geheel en misschien ben ik zomaar een reisje vergeten. O ja, bij Gien aan de bovenloop van de Loire, toen we Orleans ook nog bezochten.
PAYS DU NORD
Enkele dooreenlopende gebeurtenissen.
Bij Cap-Griz-Nez in het Pays du Nord beginnen niet alleen de krijtrotsen maar eindigt ook de duinkust. We bezien het van onze Nederlandse kant, passeren eerst de Belgische kust, want kom je uit het zuiden dan eindigen de krijtrotsen en beginnen de duinen.
Dit weten we zo zeker omdat we bij dat stukje kust verscheidene malen heen en weer reden. Dan gingen we b.v. van Wissant naar Boulogne-sur-Mer.
Boulogne–sur-Mer, een oude stad in het departement Pas-de-Calais. We bezochten het aquarium, de haaien, heel bijzonder en nog nooit zag ik haaien van zo dichtbij. Er loopt een trap omhoog de stad in, ik meen naar een kerk en dat doet me dan weer denken aan die trap in het oosten van het noorden van Frankrijk in Verdun. Bekend uit W.O. I waarover we in 2014 nog wel wat zullen horen. (Dit verhaal schreef ik in 2013.) Over de IJzer, over de slag aan de Somme. Honderd jaar geleden begon de Grote Oorlog immers. Van Verdun en de loopgraven. Van de slag aan de Marne toen de taxi’s van Parijs werden gevorderd om de soldaten naar het front te brengen. De oorlog ook van de Piave in Italië en Oost-Galicië. En ondertussen, 1915 al bijna voorbij, inderdaad al weer enige documentaires hebben gezien. Tempus ruit, hora fluit! We bezochten een tentoonstelling vol gruwelijke foto’s van die oorlog. In je leven ontmoet je wel meer brede trappen die omhoog lopend een stad in gaan of op een plein uitkomen. Ze doen je denken aan De Spaanse trappen in Rome die vol zaten met mensen en paartjes en groepjes, maar dat is al heel lang geleden. En zo lopen herinneringen vaak door elkaar heen en het was toch wel een brede trap in Boulogne die we opliepen naar de oude stad toe?
Boulogne-sur-Mer is een bezienswaardige stad. We kwamen ook nog in Montreuil-sur-Mer en liepen de hele stad rondom over de hoge muren. Een toren in de buurt en daar sneuvelde…? Wie sneuvelde daar toch? Een ridder, het staat op een plaquette. En hoe vreemd, Mountreuil aan Zee ligt niet (niet meer, zoals ook met Brugge gebeurde) aan zee. Ja, wie sneuvelde hier? Vele Franse ridders vlakbij in de slag van Azincourt. Op 25 oktober 1415. Honderdjarige oorlog. Bijzonder mooie rondgang. Liepen we linksom, liepen we rechtsom? Hadden we de oude stad aan onze rechterkant, of aan onze linkerkant? In ieder geval was er het uitzicht over de velden. Prachtig de bossen en heuvels aan de buitenkant van de muur. Steeds werd je blik heen en weer getrokken van de oude stad aan de binnenkant naar de buitenkant en het landschap. Je verveelde je geen moment, ook nog eens omdat je naast een knappe charmante vrouw liep die telkens blik en aandacht opeiste.
Bij de duinen langs de weg naar Wissant staat een standbeeldje van een vlieger die een vlucht maakte, waard om herdacht te worden. Vraag me niet wie het was of naar het hoe precies. Eerste vlucht over het Pas de Calais? Ach, het oude landschap in ons culturele Europa staat vol tekenen en wonderlijke dingen.
Alles vervaagt echter en ook deze vlieger. Stortte hij hier neer, startte hij hier of kwam hij hier aan? ’t Is in ieder geval uit de beginperiode der vliegerij. Zijn naam die ik toen in mijn hoofd prentte is daaruit verdwenen evenals de naam van de ridder die ik zag, met een klein verhaaltje erbij, in die toren of dat huis, misschien zelfs kasteeltje, de ridder die sneuvelde in de grote slag van Azincourt, waarbij het trotse Franse ridderleger werd verslagen. Een droevig verhaal, zijn geliefden treurden. Het was niet verwacht. Het Franse ridderleger verslagen. En ken je dat grapje? Kunnen we nu even kwijt. ‘Il n’ y a qu’un pas entre l’absurde y le sublime’, waarop de luisteraar antwoordt:’ Oui, le pas de Calais.’ Toepasbaar in Frankrijk zowel als in Engeland. En natuurlijk zagen en beleefden we nog heel wat meer.Maar in Calais, waar het beeld van de Burgers van Calais van Rodin staat, nee daar zijn we niet geweest.
BARBIZON
Op de reis die we in Noord Frankrijk maakten, de reis waarbij we in Thierry kwamen, op die reis -of was het toch een andere?- zijn we doorgereden naar de Champagne. Overigens bezochten wij daar een Tour de Champagne. Bepaalde beelden onthoud je en op een of andere manier zit deze toren nog in mijn geest, mijn blikveld, mijn hoofd, mijn herinnering, mijn aanwezigheid van nu. Dat valt op vele manieren te zeggen. Ook nog het volgende. De grondsoort verandert daar. Een witachtige, krijtachtige aarde en daarin zit dan weer het geheim van de champagne verborgen. Heeft zeker veel kalk nodig. We hebben in die streek overnacht . Een, twee, drie nachten? Je zegt het maar. In ieder geval zie ik ons nog rondlopen, een champagnekelder bezoeken en ongetwijfeld nog veel meer, maar ’t zijn altijd maar momenten die je onthoudt en veel, veel, -wat deden we allemachtig nog meer?- kun je met geen mogelijkheid naar boven halen. Gelukkig maar, dat is de reiniging van de ziel, het hoofd, de geest, de tegenwoordige aanwezigheid. Gewone dingen deden we natuurlijk, koffie drinken, de liefde bedrijven, een gesprek voeren, een folder bekijken. Goed, verder valt er over dit chapiter weinig meer te zeggen.
Dan nog maar even doorzetten en verder gaan met deze reis. We komen ook nog in Barbizon terecht. Dat is werkelijk bijzonder. Een klein gehucht waar eens, midden 19e eeuw, een kunstbeweging bloeide. De School van Barbizon met namen als Daubigny, Théodore Rousseau, Millet en Narcisso Diaz en nog vele andere die nu dood en beroemd zijn. Plein-air-schilders. Wanneer wij er komen zijn de schilders al vertrokken en het is er stil en vredig. Er is gewoon niemand behalve enkele lui van de lokale bevolking. En toch een naam in allerlei kunstboeken. Wel een cafeetje, eerder een soort herberg waar de kunstenaars ooit verbleven en waar nog schilderijen op de muur staan. Aflossing van gemaakte schulden in de herberg. Je voelt je helemaal opgenomen in een andere wereld van een vroegere tijd en als het ware op bezoek bij de School van Barbizon. Dat onverwachte heb je nog wel in Frankrijk en we roepen om het hardst: ’Hier zou in Nederland een museum staan, een stroom bezoekers zijn; o, o wat is dat toch mooi in Frankrijk, je kunt er nog wat ontdekken.’ Je begrijpt dat die buitenschilders hier naar toe trokken en in Nederland wisten ze ook de mooie plekken wel te vinden. Denk aan Laren, Bergen, Ooster- en Milsbeek.
O ja, soms sliepen we in een tent en eenmaal was dat op een camping. ’s Nachts denderden goederentreinen voorbij zodat we er niet langer dan één nacht bleven, alhoewel de plek bijzonder aardig was. En dan richting Fontainebleau. Versailles bezoeken we niet. Maar wel dat andere kasteel dat als voorbeeld van Versailles diende. In………… in…………..? In de buurt van Reims, ergens bij Reims, in die streek ongeveer; we slenteren door de zalen en de tuinen. Prachtig; de naam ben ik vergeten. Gebouwd ook door Le Vau. Tuinen van Le Nôtre. Schilderijen van Le Brun.