Over 3 boeken

-De 53e Brief van Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aan den Heer Abraham Blankaart is alleraardigst.
Op welken brief wordt gedoeld?
Nu, op een brief uit De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart die staat in
het boek van Betje Wolff  & Aagje Deken waarvan de eerste druk in 1782 verscheen.
Een alleraimabelst boek.
Wij kunnen er uit leren dat zorgvuldigheid en aandacht in kleinen kring van waarde zijn. Het verfijnde woord. Nog wel meer, eilieve, maar welaan is dit misschien het belangrijkste.
Een ook wel benepen tijd. Alhoewel Sara in brief 56 een vrolijke gebeurtenis weergeeft. ‘Men moet geen ongeregeldheden van jonge juffrouwen door de vingers zien’, schrijft de oudere vriendin aan Saartje daar dan o.a. op.
En toch, misschien is ‘t waar. Hoezo? Nou soms!
Maar de belerende brief van haar vriendin ( bevalt Sara niet erg en ze schrijft dan ook terug in de 63e brief aan Mejuffrouw Anna Willis; ‘Ik weet dat gij van zeer overleggende aard zijt; is dit echter zo?’

Ach, een conflict ontstaat en de briefwisseling stokt. Als je daar meer van wilt weten, lees dan de brieven 71, 72, 80,83, 86 en 89. Wilt gij alleen horen hoe ’t afloopt, dan zijn brief 86 en 89 al voldoende.

 

OVER  Pas Pleurer VAN Lydie Salvayre

Weer eens een boek in het Frans gelezen en het ging me niet slecht af alhoewel…..    .
Een vijftigtal woorden opgezocht. Honderden niet echt gekend maar toch ………………..   .
Volgens mij heb ik het boek goed begrepen, maar ………………………………………………………   .
’t Is een helder boek met een duidelijke syntax waardoor je zonder alle woorden en uitdrukkingen te kennen door afleiding en door eventjes nadenken een heel eind komt. Zelden las ik een boek dat zo stijlvol de literatuur aan gebeurtenissen weet te koppelen  die werkelijk hebben plaatsgevonden. In dit geval over de periode 1936 en 1937 ten tijde van de Spaanse
burgeroorlog.
Hoe die plaatsvindt zoals in geschiedenisboeken beschreven wordt maar vooral ook in de psyche van enkele dorpelingen. Hoe zij vermengd was met plaatselijke haat en nijd. Enzovoorts, een prachtige roman.
Soms duiken er grote namen in op. Neruda die achter Stalins politiek in Spanje  stond, Cocteau die de akkoorden van Munchen toejuicht, dalen een beetje in mijn achting maar blijf ik toch bewonderen. Franco en alle totalitairen haatte ik altijd al. En met reden, zoals ik hier ook weer zie.
Het geweld. ’t Moet gezegd dat de anarchisten op wrede wijze priesters afslachten, de communisten programmatisch moorden pleegden, de falangisten slachters waren. Nu ja, een oorlog, een burgeroorlog maar zeer bruut en wreed.
En dan het geloof. De bigotterie, de rol van het Spaanse episcopaat die de wapens van Franco zegende. Salvayre noemt de bisschoppen en aartsbisschoppen van de collectieve brief van juli 1937 bij naam. Heel goed, dan kunnen die zich in het paradijs niet verschuilen.
Paradijs, hel, vagevuur? Daar weet ik niets van.
Prachtig boek. De stijl ook. De vondsten. De Spaanse zinnen tussen het mooie Frans. Jammer dat ik die taal maar matig beheers.

 

Frederik de Grote, Voltaire en Jan van Duren.  

Ik worstel me door vele brieven van Voltaire en Frederik de Grote van Pruisen heen en ben nu op het punt gekomen dat Frederik in juni 1740 koning van Pruisen is geworden en Voltaire, ingaand op diens verzoek, bij de heer Jan van Duren in Holland in diens huiskamer aan tafel zit en daar, onder diens toezicht, bezig is om het boek Anti-Machiavelli van Frederik te corrigeren.
Hetgeen het boek niet slechter gemaakt zal hebben
Frederik, koning van Pruisen, wilde het helemaal aan publicatie onttrekken. Hij schreef aan het einde van zijn brief van 27 juni uit Charlottenburg;: ‘Koop  in godsnaam de hele oplage van de Anti-Machiavelli.’
Hetgeen Voltaire dus naar Den Haag voerde waar vandaan hij op 20 juli om negen uur ‘s avonds aan de koning een brief schrijft die zo begint:boek du prince
-Terwijl dus Uwe Majesteit
Per postkoets naar de Noordpool ging,
Waar hij de gelukzaligheid
Van zijn Litouwse volk bereidt,
Reed ik reeds in vertwijfeling,
Vol smart en vol zwartgalligheid
In een reisbak, zo’n ak’lig ding,
Een duivelsvondst uit vroeger tijden,
Door Vlaandren’s kille schemering.
Dit rijtuig werd met veel beleid
Ontworpen door een dorpeling
Die welgemoed wordt gerammeid,
Maar ’t is een ware marteling,
Als een Fransman die toch al lijdt,
Iemand zoals ik, daarin rijdt.-
En waarin hij verder o.a. nog meedeelt over de Hollandse uitgever:
‘Ik ben inderdaad net op tijd gekomen, want de boef had geweigerd om ook maar één blad van het manuscript terug te geven. Ik had hem laten halen, ik heb hem gepeild en de onderste steen boven gehaald. Hij gaf mij te verstaan dat hij de baas was over het manuscript en dat hij het nooit zou afstaan, wat het voordeel voor hem ook mocht zijn, dat hij al met drukken was begonnen en dat hij het zou afmaken ook.’
Nu ja, verder geen commentaar. Alhoewel er iets te zeggen zou zijn over de vrijheid, zo vaak bezongen door Frederik de Grote, toch een absoluut vorst, over Voltaire, toch een voorloper der Verlichting en over de al bestaande vrijheden in Holland. Holland,waar Jan van Duren niet voor niets benaderd was om het boek van een Pruisisch vorst te drukken.
En nog dit; Frederik de Grote was verslingerd aan dichten maar zeker geen groot poèet, hetgeen je ook van Voltaire kunt zeggen. Maar ze probeerden het tenminste en ze prezen elkaar de hemel in.
Binnen het niveau van hun posities, zijnde een sceptisch filosoof en een absoluut vorst waren ze voor hun tijd opmerkelijk eerlijk en ruimdenkend. Hoewel de vriendschap wat bekoelde hielden ze de briefwisseling vol en hadden zeer veel waardering voor elkaar. Dat misschien maakt deze soms vervelende
briefwisseling toch zeer interessant en begrijpelijk.
En Jan van Duren? Het lijkt me dat hij in praktijk bracht wat Voltaire zo vaak verdedigde. maar deze schrijft desalniettemin in zijn brief nog het volgende; ‘Toen ik zag dat ik te doen had met een Hollander die misbruik maakte van de vrijheid van zijn land, een boekverkoper die zijn recht om te schrijver dwars te zitten ten volle wilde doen gelden, heb ik, etc.’
Nu ja, om kort te gaan. Frederik wordt koning en is bang dat hij met enkele passages dingen zegt: ‘die enkele mogendheden niet welgevallig zouden kunnen zijn.’ Voltaire heeft die passages al wat afgezwakt. ‘ Ik ben zo vrij geweest … etc.’ Frederik blijft bij zijn wens. Voltaire gaat naar Den Haag.
Van Duren laat zich niet ompraten en ik weet niet of ik me nog verder door deze briefwisseling heen ga worstelen, want hoe interessant ook, genoeg is genoeg!

Toch lezen wij, verderop, in de brief die Frederik II, Koning van Pruisen op 7 oktober (november) uit Remusberg schrijft  nog het volgende, waaruit mag blijken dat de Leidse uitgave van Van Duren in verbeterde vorm is uitgekomen, maar eveneens dat Frederik zijn eigen weg placht te volgen : ‘Ik heb de Macchiavelli achter elkaar uitgelezen; maar ik ben er, om u de waarheid te zeggen, niet helemaal tevreden over en ik heb besloten datgene wat me niet beviel, te veranderen en een nieuwe uitgave te laten verzorgen in Berlijn, onder mijn persoonlijk toezicht. Ik heb met het oog hierop een artikel aan de kranten doen toekomen, waarin de auteur van het Essay zegt de twee uitgaven niet te erkennen. Het spijt me erg maar, maar ik kon niet anders, want in uw uitgaven staat zo veel wat niet van mij is dat het werk niet meer het mijne is. Ik vond de hoofdstukken vijftien en zestien totaal anders dan ik ze had bedoeld. Het omvormen van dit werk wordt een bezigheid voor de komende winter.’

Welnu, ware ik niet zo lui en weinig geschoold op het gebied van historie en bronnenonderzoek, dan zou ik bijna een boek willen schrijven over de wijze waarop het boek De Anti-machiavelli  van Frederik de Grote van Pruisen tot stand is gekomen benevens een vergelijkende studie van de verschillende uitgaven.
Maar basta, ik ga nu toch verder met het lezen van enkele van al die overige brieven die doorlopen tot 1 april 1778, het jaar waarin Voltaire op 30 mei stierf.


 

Plaats een reactie