Nummer 57 van de tuingedichten

De tuin groeit dicht en achteraan
de paarse vlinderstruik, paarsblauw,
Ik houw van jouw, verdrongen
door sering en kerriestruik,
gooit bloemenlongen naar
de zijkant uit. Verdrinkt
in ander groen, verdringt
het pad en ‘k buig het hoofd
als ik haar nu passeer.

Dus met de heggeschaar
maar even in de weer.

Want wel heb ik de kerrie,
de sering heel bitter lief.
Maar het is toch teveel
gevraagd mijn hartedief
die vlinders trekt en riekt
naar ambrozijn en zonneschijn
te laten sterven.

En zie, ook braam heeft
zich genesteld in haar hart.
Ook die met smart
ontruk ik aan het leven.
7.7.’16

 

VERLOREN KLOK

Op één of andere manier,verloren klok
-Op één of andere manier?-
Ligt er een oude klok
in ’t groen van het plantsoen.
De wijzerplaat, kapot.
Op één of andere manier
Niet aan de praat.

Toch voor mijn huis,
Ik laat het maar.
Laat hij mij denken
aan de tijd. die
ook stil staat.

En onze tijd is dan
gewoon het praten
van gebeurtenissen.

De stilte van de tijd
verdwenen is ze wel,
behalve als de straat
de nacht bevat, de bel
niet gaat; dat gaat
nog eens gebeuren.
7.7.’016


 

Plaats een reactie