Nummer 56 van de tuingedichten

De tuin; ik laat haar maar begaan.
Dat is verrassend. Ik til een oude bloempot op.
Je loopt verrassend ergens tegenaan.
Een grijs gewriemel, een troep pissebedden.
Hoe is het mogelijk, hoe leven ze­?
Duister in vochtige contreien.

ruwe pissebeddenIk ken ze wel; soms, ’t was W.O.II,
en ik een kind, werd er gebombardeerd.
Heel vaag staat me de schuilkelder nog bij.
Met pissebedden, als ik me niet vergis.
En of het waar is? Zeker en gewis
zit deze gedachte altijd in mijn hoofd
Als ik de diertjes zie. Wie, o wie
doorgrondt zichzelve, weet wat hij nog weet?
Misschien daarom, wie weet,
plaats ik de bloemput terug.
Boven hun huiselijk geluk.
De dag kan niet meer stuk.
Een goede daad verricht!

Zie ook in Blog categorie ‘bundel’ Ode aan de tuin