Geen moord, geen doodslag! En we hebben het over de megastad? Nu ja, het moorden is zeker niet minder geworden. Ook toen al… . Maar je kunt midden tussen het geweld wonen en er niet veel van merken. De meeste misdaad vindt plaats in de favela’s. De drugsoorlogen worden daar uitgevochten. Ik zal het verhaal vertellen van Paco Alcatraz en de bende van de Gele Zandkeizer.
Een waar verhaal? Welnee! Maar niet minder waar als wat je zoal verneemt. Het hoort nu eenmaal bij de megastad; geweld.
Beiden hadden een enorme invloed op de smokkelhandel in dameskousen en beheersten vrijwel de gehele markt van Grootstad. De panty’s, zijdeglad en afgewerkt met erotische patronen, de Picotkousen met borduursel in de dubbele boord, de gewone doorzichtige vleeskleurige nylons, dat alles ging iedere dag in grote aantallen door de ruwe handen van de bendeleden die op de lange duur zacht van verlangen werden en voor de handel ongeschikt.
Paco en de Zandkeizer hadden elkaar jarenlang op leven en dood bevochten om de zwarte markt te kunnen controleren. Op een zeker moment beheerste de Gele 60 % van de markt. Daarna, met geluk en doodsverachting bevochten, veroverde de gang van Alcatraz weer 60 % van de markt.
De Zandkeizer trok zijn plan en kwam na gevechten, aanslagen, moordpartijen en intriges en verleidingen weer op 55%. Zo golfde de strijd met wisselend succes op en neer. Eb en vloed.
De oceaan rolde onverstoorbaar. De golven kleurden soms bloedrood.
Eindelijk wijs geworden en omdat ze inzagen dat geen van hen beide de overhand kreeg, tekenden ze tenslotte een Godsvrede die ieder een gelijk aandeel in de markt gaf. Dit pact hield nu al vijf jaar stand. De bendeleden werkten hard, genoten van het leven, vochten zo nu en dan een robbertje om in vorm te blijven. Het was ruig volk en soms viel er een dode of werd iemand belazerd.
Op een warme avond in de winter, nog steeds 29 graden na een snikhete dag, komen de Appelman, Paco en de Zandkeizer op uitnodiging van Ronald de Modekoning op een feestje. Zwarte prinsessen liggen op sofa’s te wachten en blanke maagden bedienen aan tafel.
Hoe lang nog?
Niet lang meer?
Daarvoor zijn de twee beducht. Het gaat slecht in de kousenhandel. Het gewone bendetuig, door jaren voorspoed verwend en op hoge lasten gezet, kan de hypotheek en de bijzit moeilijk betalen en begint te morren. Dit feestje heeft als bijbedoeling om een sociaal fonds op te zetten.
In de tuin snuiven en blowen brullen en vreten, zuipen en sjansen, swingen en dringen de gasten. Één speelt er voor joker en zet een appel op zijn hoofd die anderen er dan mogen afschieten. ’t Lijkt gevaarlijker dan het is, want de kameraden zijn meesterschutters. Bij een ongelukje raakt Kaatsbal gewond. Het uurtje messentrekken is nog niet eens begonnen.
Het sociaal fonds was meer een lokkertje om iedereen bij elkaar te brengen, want zoals gezegd de zaken gaan slecht en het wordt lastig de Godsvrede te handhaven.
Paco zegt: ‘Schele Gele, het wordt tijd dat je de kust hier aan mij overlaat en je terugtrekt op Bahia. Je bende is verzwakt geraakt, terwijl de mijne nu uit 200 man bestaat. Je bent te lang ziek geweest en hebt de gang niet helemaal meer onder controle, zoals ik uit goede informatie weet. Okay. Hier kun je 20% van de markt houden en in Salvador ga je je gang maar.’’
‘Jij linke hinkepoot,’ antwoordt de Zandkeizer. ‘Is dat wat je onder godsvrede verstaat? Wat is je woord waard. En wat je informatie betreft, je weet zeker niet dat ik een zooitje pistoolmitrailleurs heb gekocht.’
Het gesprek loopt stroef en wil maar niet soepel worden. Bedreigingen en beschuldigingen vliegen heen en weer. De adjudanten worden geroepen, krijgen opdrachten. Worden heen en weer gestuurd en uitgekafferd.
Dan stoot de Zandkoning per ongeluk de caipiringa van Paco om, met puike rum van kostelijke kwaliteit want zo slecht gaat de handel nou ook weer niet. Paco plant hem pardoes, met één machtige stoor, het lemmet van zijn paarlemoeren dolk tot op het heft in de borst. De Gele verheft zich nog half op zijn achterhoeven, rochelt, gelooft het niet, kijkt glazig en stort met zijn volle gewicht, 90 kilo spieren, op het glaswerk en de hartige hapjes. Het bloed gutst over de tafel en vormt plasjes op de grond. Pok, pok, pok, aan alle kanten.
De hel breekt los. De vrouwen gillen hartverscheurend met halfnaakte stemmen en Paco schreeuwt: ‘Aanvallen mannen, aanvallen, afmaken!
In de tuin, de gang, op het terras, het bordes en de kamers wordt met stiletto’s, messen, halve flessen op elkaar ingehakt en gesneden. Revolvers en pistolen knallen, kruitdamp kringelt om de levenden en de doden.
Hier hangt er één over een stoel, met afgesneden keel, dáár is een ander met zijn kin op de ijzeren haak van de kapstok gespietst. Het duurt niet langer dan 5 minuten en dan liggen er 30 man tussen doden en gewonden. De laatste tien van de bende van de Zandkeizer, zonder leider en onverhoeds overvallen, geven zich over en worden in een hoek gedreven. Daar staan ze nu op hun lot te wachten.
‘Allee’,zegt Paco die een bloedige snee over zijn wang heeft ‘breng ze achterin de tuin bij de rotsen. Há Schele,’ gaat-ie verder en trekt een lange dunne rat aan zijn neus ‘was jij het niet die me laatst voor de voeten spuugde.’ Hij geeft hem een vuistslag zo vol in het gezicht dat het bloed alle kanten op spat.
Het groepje wordt naar de steile klif achter in de tuin gebracht. Daar staat al een bamboekooi klaar waar ze in worden gedreven. Sommigen vallen op de knieën, smeken om genade, jammeren en huilen. Ongeloofwaardig dit verhaal, maar er gebeuren wel ergere dingen in de megastad. Alhoewel, dit is niet mis. Luister!
De kooi wordt via een katrol naar beneden getakeld. Hij stoot tegen uitstekende kanten, slingert heen en weer. Het gehuil en gekreun van de kerels, twee vrouwen erbij, scheurt door de nacht. Langzaam vieren de mannen van Paco de takels tot de kooi zo’n veertig meter lager hangt. Ongeveer een halve meter boven de golven.
Het is stil nu. Beneden hoor je de branding tegen de rotsen slaan. De maan belicht flauw het schouwspel en boven worden flambouwen langs de afgrond gezet die hier de vorm heeft van een hoefijzer. Je zou het niet geloven als het niet waar was!
De kooi wordt nog wat lager gevierd, raakt het water. Een witte schuimrand om het zwarte water. Bloed van de gewonden druipt in zee en van boven zie je vaag de witte buik van een grote vis. Een haai, meerdere haaien die om de kooi cirkelen in steeds kleinere kringen. Een angstkreet verscheurt de stilte, nog één, een scherpe wanhopige gil. Stemmen: amigos, camaradas, nâo faz isto, Deus ajudanós’, maar ook vloeken en scheldwoorden: ‘que o diabo os tragais ; dat de duivel jullie verslindt.’
Nu ja, wat men bij een dergelijke gebeurtenis hoort.
Van boven is wazig te zien hoe enkele mannen omhoog proberen te klimmen, elkaar naar beneden duwen, op elkaar schouders gaan staan en terwijl het water kolkend hun voeten spoelt vechten om maar uit de nabijheid van de beesten te blijven. Dan werpt grote haai zich tegen het wrakke staketsel van de kooi. Een ander springt op en rukt een arm af. Een derde blijft met zijn driekantige dolktanden achter de spijlen vastzitten.
Het bloed stroomt nu donker in het water. De witte buiken van de haaien weerkaatsen in het maanlicht. Terwijl het geschreeuw beneden toeneemt, wordt het geschamper en gevloek boven minder. Het is niet om aan te zien wat er gebeurt. De kooi is kapot geslagen en de bende van de zandkeizer wordt langzaam verscheurd.
Nu is het beneden stil, doodstil. Boven worden nieuwe flessen ontkurkt. Paco houdt een heftige toespraak waarin hij zegt dat de weg vrij is en de toekomst verzekerd.
De mannen storten zich op de zwarte prinsessen en blanke maagden. De ochtend vindt hen slapend tussen de magnolia, rhododendron en bougainvillae.
Paco Alcatraz en zijn bende beheersen de volgende jaren de volledige markt in dameskousen. Met de Appelman loopt het minder goed af. Hij komt in een kooi van gesponnen suiker terecht en moet uiteindelijk deze mooie stad verlaten.