Drei Katzen van Franz Marc

-Beste lezeressen en lezers.

Deze keer, en meer en meer, heb ik wat moeite om een goede aflevering op de website te zetten, terwijl ik toch genoeg goede afleveringen heb. Een raadsel. Ik denk aan ontmoetingen die ik toevalligerwijs met drie Bekende Nederlanders heb gehad. Waarover ik daarna iets op papier zette. Zomaar, geheel toevallig, in een universitair gebouw, een restaurant en een eethuis. Met Maarten ’t Hart, Dries van Agt en Thierry Baudet. Ik denk ook aan enkele gedichten waarvan ik denk dat ze mislukt zijn en die toch wel aardig klinken.

In ieder geval begon de ochtend niet slecht toen Zeurtje en Knorretje, de twee katten die ik samen met de buurman beheer, voor een bezoek op de stoep stonden. ‘’ Ah lieve katten, gezellig dat jullie langskomen’’ en aimabel begroeten ze me. Nu loopt Zeurtje over het buro en verstoort dit verhaaltje. Gelukkig loopt-ie door en zit nu op de vensterbank zodat ik een blik opsla en zie hoe nog net mooi herfstig de herfst is met goudgeel laatste blad en de kale beuk boven het schuurdak verderop.
Omdat er nu eenmaal veel gedichten, verhalende vooral, op deze website staan zou ik een gedichtje op de website kunnen zetten dat spontaan in me opkomt.

Over die goudgele bladeren aan de boom
die je nog snoeien moet. Over de droom
van vannacht? Over het boek dat je leest?
Over een feest? Om te rijmen. En dan lijmen
we de zaak aan elkaar.

Weet je wat. Deze keer zet ik gewoon één ontmoeting en één zo’n half mislukt gedicht op de website met een fotootje van wat ik zie en vertel nog even, en dat was ook toevallig, dat ik in de bibliotheek tegen Anton Valens opliep die net is overleden maar door zijn boek Dweiloorlog maakte ik toch kennis met hem. Het herinnert me eraan dat ik me minder met schrijven en meer met het huis schoonmaken moet bezig houden. Hij schrijft bij voorbeeld: ‘Het stoffen bj Matter kende niet slechts een wekelijkse, maar ook een halfjaarlijkse cyclus.’ Hij schrijft heel onderhoudend. Een schrijver waar ik van kan leren. Ik citeer uit de bundel Dweiloorlog. ’Hoewel ik heb liefgehad, en de schilderkunst heb bestudeerd (en beoefend), heb ik te weinig verstand van deze grote thema’s om iets aan de bestaande toe te kunnen voegen dat steek houdt. Met lichte schroom durf k daarentegen wel mijn hand op te steken en te zeggen: als het om afstoffen gaat, weet ik van de hoed en de rand. Voor de thuishulp geldt: een dag niet afgestoft, is een dag niet geleefd. –

Allemachtig, hoe aarzelend ben ik vandaag en hoe moeilijk kom ik er maar toe om uit te vogelen wat ik deze keer weer eens op de website zal zetten. Om mezelf op te peppen heb ik eens het huis helemaal schoon gemaakt en daar toen tegelijkertijd een gedichtverslag over gemaakt. En nu ik toch bij Anton Valens ben terechtgekomen die in de Thuiszorg heeft gewerkt, is het misschien aardiger om daaruit iets te kiezen. Met een plaatje waarop katten staan, zodat jullie eens kennis kunnen maken met die schatten van poezen. Alhoewel ik soms dubbele gevoelens heb want houd ook van vogels. Een dilemma. Dan laat ik die ontmoetingen, die wel grappig waren maar toch niet veel betekenis hebben maar zitten en ook die onuitgewerkte gedichten. Onuitgewerkt en toch van enige waarde. Okay, daarvan dan één, dan ben ik die kwijt. De tuinfoto schrappen we ook. Je kent het wel, die herfstkleuren en anders ga je maar even naar buiten. Waar de vogeltjes fluiten. Nou ja! Dit slaat nergens op.

Lang niet ingekeken; dat gedichtverslag over schoonmaken. Hoe heet het ook alweer? O ja: ‘Het Huis Schoon.’ Ook lang eigenlijk niet schoongemaakt, dus daar deze week maar eens aandacht aan besteden. Waarom toch z’n moeite daarmee? Met de laatste ronde van de emancipatie wordt het tijd…. en met al die mannen alleen ….. dat jongens bij de opvoeding enig, maar niet overdrijven, besef van een huishouden krijgen. We beginnen nu ook in te zien dat de aarde alle vuiligheid niet meer aankan. Waarvan acte! Gaat Glasgow eigenlijk niet over schoonmaken?

WAT VANDAAG? Uit Het Huis Schoon – 25.2.’016

Ach, had ik maar een schoonmaakploeg, een dienstmeid,
Huisvrouw, nijvere vrouw, geëmancipeerde man, kasteel met
butler, hulp aan huis, die me kon zeggen, wat vandaag te
doen, is het seizoen voor worteltjes, spinazie, rode kool?
Voor donkere genoegens, lezen, of voor lentejool?
De herfst neemt toe, de koude winter trekt zich terug.
Ik zoek een gloednieuw evenwicht en boen vandaag
De vloer der keuken maar en daarbij ook het aanrecht nog.

———————————————-

Nu wil ik de plumeau gebruiken voor de nauwe plankjes.
Om diep in hun geheim het stof te vegen. Dat valt nog tegen.
Het stof heeft zich sinds lange tijd verzameld en verstopt.
Maar wordt toch weggehaald en makkelijk was het niet.
Alweer een kast gedaan, maar in de hoek hoopt het zich op.
De kunst is doorgaan en opnieuw beginnen.

—————————————

Achter het bed, het bed opzij geschoven, een hels karwei.
Je overdrijft! Nu ja! En morgen komt de zondag aan.
‘Het is niet goed met hem gegaan’, ruist in mijn hoofd.
Waar komt die regel toch vandaan? Toch zo bekend.
Vergeten! O ja, de spin Sebastiaan. De rustdag die
wij heiligen, of God bestaat of niet. De rustdag zij geloofd.

 

 

PAS TOCH OP! 2.3.’016

Het gevoel dat alles nu wel zo’n beetje schoon is, dat je de douche en w.c. zó klaar hebt omdat je die toch al regelmatig bijhield, dat je vandaag niet zo’n zin hebt in dat stomme schoonmaken, heeft gemaakt dat je vandaag niets hebt schoongemaakt en daarin, dat besef je natuurlijk maar al te goed, schuilt het gevaar dat je, eenmaal de ronde gemaakt hebbend, als het ware de Grote Schoonmaak, de zaak toch weer zult laten versloffen zodat er weer vuile verborgen plekken komen of zelfs plekken misschien die waar te nemen zijn en Moira, die overigens ver weg in Friesland woont, dan toch zal uitroepen; ‘’t Is vuil hier, maak de boel toch eens schoon’ Morgen dus aan de slag en lezer, je zult verrast zijn wat er nog te cleanen valt, alhoewel ik er goed over moet nadenken. De kastjes boven en onder het aanrecht en misschien kan ik daarover wel een rondeel maken, dat is een gedicht waarin de eerste, vierde en zevende regel hetzelfde zijn, evenals de regels twee en acht en dat klopt dan mooi met de kastjes die je natuurlijk op dezelfde manier te lijf gaat en eigenlijk zijn ze nauwelijks vuil, maar alla, schoon toch ook niet helemaal.’

GEVAARLIJKE GEDACHTE 5.3.’ 016

Vanochtend dacht ik keer op keer; daar komt-ie weer;
‘De wereld is aan schoonmaak toe, o Lieve Heer.’
Maar och mijnheer, dat is een gevaarlijke gedachte.
Vanochtend dacht ik keer op keer; daar komt-ie weer;
‘O lieve Heer’ zie oorlog, zie kapotte steden, zie
vluchtelingenstromen. Er moet een eind aan komen.’
Vanochtend denk ik keer op keer; daar komt-ie weer;
’ De wereld is aan schoonmaak toe, o Lieve Heer.’

——————————————-

ARMOEDE een onafgewerkt gedicht

Laat ik eens een gedicht over armoede maken.
Het stinkt, ruikt niet lekker en beslaat meer
dan de helft der wereld. Eerlijk gezegd schaam ik me
dat ik erover begin.

Het begin ligt niet in de vruchtbare aarde
van de wereld. Daar is na alle gewin
zelfs nu nog van over.

Zelf neem ik mijn pet af, alhoewel mijn pet
in de trein, ik laatst vergat.
Voor wat De Mensheid bereikt heeft.

Waarom die D groot? De M?
Dit is wat dichterlijkwijs, want ze
bestaat niet, nooit kun je haar zien.
Misschien om over na te denken. WLB 25.2.’09


 

1 thoughts on “Drei Katzen van Franz Marc

Leave a Reply to Hessel Cancel reply