In Noord van de Hesperidentram heb ik het over JvD. Er staat: ‘………., een verkondiger die JvD roept.’ Aardig woordgrapje, maar ’t moet toch een beetje flauw overkomen. Daarom er hierbij nog maar iets aan toegevoegd. Weet dan dat JvD ook staat voor Johnny van Doorn de oorspronkelijk Arnhemse bard die later in Amsterdam Noord woonde.
In ‘De zoektocht van professor Hemelraat’ staat: ’Hij leest over Johnny van Doorn, de Selfkicker die vertelt dat de scene rond het Leidseplein in 1962 op zijn hoogtepunt was. Iedereen leek wel gek geworden. Er werd volop met drugs geëxperimenteerd. Maar Hemelraat herinnert zich Van Doorn alleen van een rondleiding door het Sonsbeekpark in Arnhem, toen deze een groep leraren liet kennismaken met zijn jeugdherinneringen. Gelachen heeft-ie toen wel. Want de dichter voerde zijn spreekact op temidden van groene bosschages op een zonnige dag. ’t Was begin negentiger jaren en de tijden waren veranderd, maar toch … u begrijpt… en heeft genoeg fantasie om… en zijn stem schalde door het lover en over de paden.’
In Arnhem is nog een plein naar hem vernoemd. Officieel of officieus? Dat weet ik niet. Lees zijn ‘Mijn kleine hersentjes’ over zijn vroege jeugd en ook zijn gedicht ‘komtocheensklaarklootzak.’
OM OVER NA TE DENKEN
Satiren Van Juvenalis gelezen. In de vertaling van M. d’ Hane van Scheltema, want ik ken geen Latijn. Hoe modern doen deze satiren aan. Grote moderne Culturen, en die vormen wij met elkaar zoals eens de Romeinen of de Chinezen al deden – laten we de Babyloniërs niet vergeten -, leiden blijkbaar aan dezelfde euvels. Hier een voorbeeld. Onwillekeurig denk ik aan onze bankiers, hoewel die eerder gedijen op een bed van egoïsme.
‘Ik spreek hier van een ongekende lust
waarmee je geen toneel kunt vergelijken,
zelfs niet zo’n dure show van hooggeplaatste
bestuurderen, als je tenminste ziet
met wat voor lijfsgevaar ze zich verrijken
aan geldbedragen uit een bronzen kist,
ja, uit de bankkluis in de Kastortempel.’
Herkenbaar en toch verschillend. Want lijfsgevaar bij ons? En onder de bestuurderen zie ik heus nog wel nette mensen. Het stadium van het verval zijn we misschien wel ingetreden, maar geen zorgen. Ook bij het Romeinse Rijk duurde het eeuwen alvorens…… . ‘Maar,’ zei Jan Klaassen , ‘alles gaat tegenwoordig zo snel.’
HET CENTRUM VAN DE WERELD
Het centrum van de wereld? Dat ben jij. Zo eenvoudig is dat. Ik ben het natuurlijk ook, enzovoorts. Overstijgend individualisme? Daarom staat er natuurlijk op blz. 9 in Cocotte: ‘Gaat over zoektocht. De navelsteen markeert de weg naar het centrum. Het bewoonde centrum der wereld.’
Nu lees ik dat het geografische centrum van de Verenigde Staten op een eenzame boerderij in South Dakota ligt. Meegeteld Hawaï en Alaska .Dan nog stel ik me de vraag hoe het daar terechtkomt. Maar in Europa ligt het centrum iets ten noorden van Vilnius en dat zou je ook niet vermoeden. Europa loopt echter tot de Noordpool door. Dat centrum van de wereld dat jij bent, jij, ik, jullie en wij, is moeilijker te bepalen en moet het zonder berekeningen en coördinaten stellen.
Soms materialiseert een centrum zich. In, om het inzichtelijk te maken, een Stalin bij voorbeeld. Grote uitstraling. Okay, Gandhi kan ook. Toch is dit verschijnsel gevaarlijk en daarom zijn wij voor de democratie. Ik ook. Jou groet ik.
LE VIOLIN D’INGRES
Ingres, de klassieke Franse schilder, betreurde het in hevige mate dat hij geen viool kon spelen. Zo sterk dat de uitdrukking ‘Le violin d’Ingres’ in zwang kwam voor het verschijnsel dat iemand iets heel goed kan maar juist daaraan betrekkelijke waarde toekent omdat hij liever iets anders wil kunnen. Ouder geworden, en met mate, heb ik dat nu ook wel een beetje. Alhoewel toch weer anders want bij mij gaat het er niet om dat ik mijn schrijverskunst niet bemin of andere eventuele kwaliteiten, maar hooghartig denk ik nu vaak: ‘Was ik maar ingenieur, of/en financieel deskundige of/en IT.-er. Dan begreep ik beter wat er zich in de wereld afspeelde.’ Vroeger was ik daarin op normale, algemene wijze geïnteresseerd, maar tegenwoordig staat de wereld zodanig in het licht van techniek, financiën en digitaal dat je het gevoel krijgt al teveel op het terrein van die gebieden helemaal niet te begrijpen. Je wordt teruggebracht tot een afhankelijke entiteit. Meegenomen op het zwalken van onbekende golven.
Maar moet je hier nu spreken van Le violin d’Ingres of van een normale dwang tot nieuwsgierigheid. Tot de wil om onzekerheid op te heffen?
Ik besef gelukkig nog dat het werkelijke leven zich in de realiteit van alledag afspeelt en dat het inzicht in moleculen, mitochondrien, modellen, bits, opties en hedgefondsen, (om maar iets te noemen) toch niet de essentie van het bestaan vormt. Maar zou ik toch aan het syndroom van Ingres lijden?