Wandel (8)

De vennen*

De zwarte kalme vennen
spiegelen libellen op jacht.
Onder het wateroppervlak
bewegen de rovers.

De verstilde plantengroei
een horizon dichtbij
van pluimgras. Een kromme den
doet tover vermoeden.

Onder de sluierwolken
slaat op tilt geslagen
warmte zich op
voor aanstaande winter                         *uit ; Niet alles kan men toch vertellen

Bij Walrick ontmoeten we elkaar, waar op ‘t terras
DE KOFFIE, geanimeerd begin, het was… het was
gezellig. We stappen op en langs de lapjesboom,
de koortsboom, kleurig vol leed met lap behangen, vangen
we de wandeling aan, geen wandelaar kijkt hiervan op. En dan
een korte stop bij de ruïne die daar staat.

’t Is magisch hier en oud en ook het bier is goed.
Nu door een bos, een zandpad, ’t lijkt de savanne hier.
‘t Is heideveld en gras. Een heuveltje, een bos, een hek
een grazer in de verte, we gooien het maar door elkaar
en daar het eerste ven dat Uiver heet.

O, goddelijk panorama, we staan nu op een heuveltop.
Eens stroomde hier de Maas, nu verderop, zij
vormde duinen, geologisch is het hier. We lopen om
De Uiver heen, neen niets verscheen, ’t was stil en
nee, de kamradsalamander niet gezien, geen wolf.
Misschien ontmoeten wij de das, zien een konijn.
Dat zou wat zijn maar men zegt : ’t konijn heeft het moeilijk.’

Ach, hoe kort en bondig is het leven en lezen wij:

De Overasseltse en Hatertse Vennen werden zo’n 10.000 jaar geleden gevormd door de rivieren Maas en Waal. Zand uit de rivierbedding werd tot hoge duinen opgeblazen. Door de klei in de grond bleef het water staan in wat tegenwoordig een ven genoemd wordt.

Dit land is van…van…van een zekere grilligheid.
Van arme grond en bomen grillig in de wind.
Van lage eikenstruiken; verderop een lint
van hoge dennen en al die wortels knoestig
op het wandelpad, kijk uit. Een woestig land.


Plaats een reactie