Over de Don Quichotte

We savoureren dat boek. Iedere ochtend een paar hoofdstukken en soms in de middagpauze en dan nog, als het zo uitkomt, in de avonduren wanneer de schemering valt want de dagen zijn lang geworden. De zinnen zijn stuk voor stuk goed en als korte verhalen, zoals de bladzijden ook weer gehele verhalen zijn, en zodoende is het wel een dik boek, maar toch geen dik boek, als je begrijpt wat ik bedoel, zoals heer Bommel zegt.

Van hoofdstuk 50, deel II geven we een hoofdstuktitel dat ook weer een verhaal op zich is en als volgt luidt:

‘Waarin wordt onthuld wie de tovenaars en beulen waren die de gezelschapsdame een pak slaag geven en Don Quichot knepen en krabden, alsook wat de page overkwam die de brief naar Teresa Panza, de vrouw van Sancho Panza, bracht.’

Hierbij uit Don Quichot wat we zoëven lazen; het zal je, al dan niet, verbazen:

‘Oprispen Sancho, ’niet boeren,’ zei Don Quichot. ‘Ik zal voortaan opripsen zeggen,’ antwoordde Sancho, ‘ en ik zweer dat ik het niet vergeet.’
‘Ook Sancho, moet je in gesprekken niet de massa spreekwoorden stoppen die je
 gewend bent; al zijn spreekwoorden korte zinspreuken, jij sleept ze er zo vaak met de haren bij, dat het eerder ongerijmdheden dan zinspreuken lijken.’

Alvorens naar het kwatrijn te gaan
Willen we je niet onthouden; iets
van Don Quichotte ’s levensbaan,
nog een fragment.

Lees in de trant  van Don Quichot ;
Simplicissimus van Christoffel van Grimmelshausen
En Diderot met Jacques de Fatalist
Lees van Flaubert. Buvard en Pécuchet.

Lees met mate maar veel
van de woordenstroom
uit oude tijden, lees
wil je je vermaken
van de Romeinen
Satyricon van Petronius.                                  .
Over de geile lust,
maar grappig wel.

Aan deze boeken denken wij
Bij Don Quichotte.
Het is toch van de zotte
dat we ze zelden lezen.

Lees niet te veel

Aan  Dulcinea van El zijn Toboso zijn de heldendaden van de ridder van de Droevige Figuur opgedragen. Quichotte wil om haar zegen vragen.

-En daarom zegt hij , zijn geschiedenis vervolgend, dat Don Quichot, zodra hij zich in het bosje, eikenbos of woud bij het grote El Toboso had verschanst, Sancho opdracht gaf naar de stad terug te gaan en hem niet onder ogen te komen voor hij namens hem met zijn meesteresse had gesproken en haar had gevraagd of het haar behaagde zich aan haar geknechte ridder te vertonen en of zij zich wilde verwaardigen hem haar zegen te geven, zodat hij kon hopen op een heel gelukkige afloop van al zijn waagstukken en zware ondernemingen. Sancho nam op zich te doen zoals hem werd bevolen en een even gunstig antwoord te brengen als hij hem de eerste keer had gebracht.-

‘Dat geloof ik best,’ antwoordde de baccalaureus, ‘want zij zijn zo
gezond, vet en welopgevoed dat ze liever zullen barsten dan
liegen. Is dat echt alles, mevrouw de huishoudster, is er verder
niets ergs gebeurd behalve wat de heer Don Quichot naar u
vreest wil doen?’.                                  ‘Nee mijnheer,’ antwoordde zij.

Een mooie zin, maar heus de mooiste niet.
De dialogen zijn nog machtiger, nog prachtiger.
Zelfs in Madrid staat nu Cervantes  in een park.
Eert hem o burger, als je er langskomt en hem ziet.

(Oja, en de foto boven deze blog is van Dick Melssen)


1 gedachte over “Over de Don Quichotte”

  1. Wat een prachtig taalgebruik heeft die Cervantes. Het is een vertaalde tekst dus in het Spaans moet het nog bloemrijker zijn. Wij zijn, tot twee keer toe, in Alhama de Granada geweest alwaar wij voor het huis stonden waarin Cervantes gewoond heeft toen hij nog belastinginner was.

    Beantwoorden

Plaats een reactie