Ik ken een paar talen, maar van dezelfde familie.
En daarvan maar één echt en de dialecten slecht.
Je verstaat ze en soms half of niet. ’t Boerenvlaams
klinkt je erg vreemd in de oren, mocht je het horen,
dan begrijp je wel wat ik bedoel en je kunt je
in Engels wel redden, maar als je pun leest niet goed.
’t Is woordspeling en porch weet je wel, portiek.
Maar in’t Amerikaans veranda.
‘k Lees shrew en zoek het op, ’t betekent feeks,
Ook spitsmuis, maar in ’t verband van wat ik lees,
is ’t feeks. Nu lezer, lezeres, als je ’t al wist okay,
maar neem het anders mee van dit kwatrijn.
En Frans, de krant volg je wel maar het spreken?
Soms lees je een boek en leer je een woord.
Een gesprek? Moeizaam hoor en door en door
lijken de klanken en, de woorden, je hoort
maison en jardin maar die Fransen rijmen
de woorden aaneen en geen syllabe alleen.
Ongehoord! Soms zoek je een woord op;
Émulation, wedijver/naijver; en faste
staat voor prachtig, allemachtig, nu niet vergeten.
Het Duits lijkt toch meer op ons Hollands.
Alhoewel, de syntax; eerlijkerwijs brengt
je dikwijls van de wijs; hoewel der, die,das
nog het moeilijkst niet is, en je nog weet,
nooit meer vergeet, Schreib mit dem Dativ nieder;
mit, nach, nebst und samt, beiseits,von, zu, zuwider, entgegen
ausser,aus, genau und gegenuber,
de laatste met Umlaut; het woordje Kraut
betekent kruid, ook groente; kool. Met de/het = das.
Dan Portugees, een beetje en in ’t Spaans
voel ik me thuis. De luis die daarbij in de pels
verschijnt is dat ik me wel uit, maar het geluid
klinkt niet zo Spaans, de tong-r is te Frans.
Estornudar is niezen. Pollera rok. Adios.
Zelfs ’t Nederlands is altijd niet correct,
Maar je kunt er mee spelen en ik herhaal;
Ik ken een paar talen, maar van dezelfde familie.
De vrouw die voor de Jumbo staat,
Gezond en altijd ziek, verkoopt
De straatkrant, is Roemeens, verstaat
dat ook alleen, ik meen dat kaitoele
in het Roemeens is hoed en haine jas.
Flambard is das. Romaanse taal, dit
hoorde ik vandaag toen ik, alweer,
haar vroeg: ‘Hoe gaat het?’
Jakka is jas
De laatste strofe van ‘t gedicht TALEN,
is uit de losse pols geschreven en nee,
de dichter spreekt geen Roemeens.
Kachoela is muts en vaina dat is mooi.
Dus vaina jakka is een mooie jas.
Je kunt op straat wel heel veel leren,
Maar hoe precies dit nu weer is?
’t Kan zijn dat ik me weer vergis.