Met Vondel (Revius, Beets, een onbekende dichter?) zeggen wij:
‘Een mens lijdt vaak het meest.
Door ’t lijden dat hij vreest
En dat niet op komt dagen.
Zo heeft hij meer te dragen.
Dan God te dragen geeft.’
En voorspelling, al hoewel voorspellen hachelijk is, want de toekomst blijft in principe onbekend. Maar je vermoedt:
De corona wordt als een ‘gewone’ ziekte in onze cultuur opgenomen. Weliswaar erg vervelend en probeer het niet te krijgen, speciaal als je boven de 60 bent want dan kun je er nog aan dood gaan, maar toch een ziekte zoals andere. Dan zullen we langzamerhand gaan denken: ‘Okay, ze was nieuw, bedreigend, een virus dat rondzwerft en iedereen kan besmetten, maar dat voortdurend over de dood denken, die extreme pre-occupatie met het virus, was dat nu wel nodig?’
Het is vreemd. Voortdurend worden we aan de dood herinnert in deze coronatijden. Toch, dat de dood eeuwenoud is, altijd bestaat, dreigend is en bij het leven hoort, daarover vernemen we weinig. Een taboe? En toch, op de achtergrond leeft dat besef, want anders… hoe is de pré-occupatie met het coronavirus anders te verklaren? Hele maatschappijen, zelfs de consumptiemaatschappij wordt vrijwel stilgelegd, ongelofelijk!
Over de dood
Na in New York, in de Radio City Hall, het levendige optreden van André Rieu op de t.v. te hebben gezien zapte ik op de bank liggend verder en kwam in het hospitium Bethlehem in de provinciestad N. terecht. Professor Erik Scherder praatte daar met iemand die niet lang meer te leven had. Een uitzending over het einde van het leven waaruit duidelijk de belangstelling van de prof. bleek die duidelijk met het denken over de doodervaring worstelt. Het idee dat je nog maar enkele weken te leven hebt lijkt hem nogal afschrikwekkend en: ‘Dan maar liever kort, want de gedachte is moeilijk te dragen.’ Of woorden van gelijke strekking. Daartegenover kwam in het programma naar voren dat een afscheid voor de familie belangrijk is en dat er toch nog wel goede, voor de patiënt, momenten zijn. Het zij zo, maar ik kon me in de gedachtengang van de prof. inleven.
Hoe ga je om met een dodelijke ziekte en het daarmee samenhangende leven. Daarover denk ik, nu op mijn 81ste ,geregeld, maar niet te vaak, na. Hopelijk lukt me dat ‘omgaan’ een beetje als het zover is, want de kunst om in die situatie niet alteveel te lijden wordt dan wel op de proef gesteld. Hoe dan ook, leuk is het niet en verdomd zwaar is het wel. Dat werd in dit programma ook belicht.
En laat ik nu, na het levenwekkende concert, het bezinnende bezoek aan het hospitium, niet te lang en slechts een gedeelte bekeken, want dat is mijn basishouding tegenover de dood, een mooie zin van Schiller lezen in:
‘Hölderlin’ van Rüdiger Safranski: ‘Een zo hardnekkige kwaal als die van mij [… ] moet uiteindelijk ook een sterker gemoed dan dat van mij overmeesteren. Ik verzet me ertegen met heel mijn abstraherende kracht, en als het even kan met al mijn verbeeldingsvermogen, maar ik kan hem niet altijd de baas […] ’
Vond ik nogal een troostrijke zin, een middel om met lijden om te gaan. Staat overigens op blz. 73 van het vertaalde boek. Ik had bovenstaande bijna aan de prof. gestuurd, maar nee, dat is er toch niet van gekomen. Wel lijkt het nuttig om soms het onderwerp aan te roeren, er eens over te communiceren, maar dat gebeurt, zelfs in coronatijd, weinig. Taboe; pijnlijk? We drukken haar uit in enige cijfers en een paar trieste verhalen, maar dringen niet tot haar door zodat we hem kunnen verslaan. Er, zolang we haar niet ontmoeten, een beetje mee kunnen omgaan. Zodat we enigszins zijn voorbereid. En niet overdrijven.
Dank voor je relaas.
Groet.
Dood is een treurige zaak
INTERESSANT