De ijdele duif.
Een doffer op het dak, op de nokpan,
Op het schuurdak, op zijn gemak.
Te zonnen , hij voelt zich in een spiegel.
Te pronken in de zon, in de blauwe lucht.
Op baltstour.
Gisteren zat hij een duifje achterna.
Zij trippelden en bij de hoeknokpan,
vliegt zij de ruimte in, hier geen gewin
Maar kijk een ander duifje op de nok,
de andere kant vervolgt hij die tot op
de and’re hoeknokpan. Ook zij kan
zijn avances niet verdragen; en vliegt
de ruimte in.
Een ijdel heer, een ijdel dier. Hier
zie je hem weer zitten op het pannendak.
Op zijn gemak. De duifjes komen wel.
En zeker één zal de schalk verschalken.
Om dan met haar de wereld door te ……………….
Dit rijmwoord komt m’n krop niet uit.
Het hoort niet bij dit liefdeslied.
Dat je zo vaak in ’t voorjaar ziet, hoor
’t koeren van de duiven. Ziet hoe
ze doorgaan, hoe de doffer niet versaagt
Het vrouwtje tot vervelens toe belaagt.
Dan slaagt en samen bouwen zij hun nest
Voor weer en nieuw gezin en rest me nog
Hun prachtig verenpak te prijzen.
Foto: Vogelwacht Uden