Ode aan de Tuin

Deze bundel bestaat uit totaal 55 gedichten waarvan er regelmatig een wordt toegevoegd aan de website, de blauw weergegeven titels hebben een link naar het gedicht, de overige titels volgen.
Op 14 mei 2018 is de titel 17. Lezen bij avondval toegevoegd.

De complete bundel van 55 gedichten
kunt u aankopen in onze 
webshop.
U krijgt dan een prachtige pdf via e-mail toegestuurd.

 

INDEX

0. Inleiding
1. Mijn tuin
2. De tuin revisitedvrouwintuin
3. De tuin buitensporig
4. Jardin Erotique
5. Zonder tuin
6. Pornotuin
7. De oude tuin herleeft
8. Tuinidylle
9. Een andr’e tuin
10. Tuinen verscheiden
11. Ordelijke tuin
12. Wild de tuin
13. Dertiende tuin
14. Bloemenschikking
15. Ontijdelijke tuin
16. Tijd voor parasol
17. Lezen bij avondval
18. Onkruid – een niet gewied gedicht
19. De tuin is klein
20. Klein grut
21. Tuinwonderen
22. Tuin met berk
23. Vergeten tuinen
24. Lezer
25. Aangeharkte tuinen onaangeharkt
26. Rust
27. Mijmeren in tuin
28. Kruistocht en crisis
29. Heilige hommel
30. Nee, namen nee
31. Over woorden
32. Ruisen
33. Hesperiden
34. Een woud
35. Vanmorgen verrast
36. De tuin der lusten
37. De grote tuin
38. De laatste tuin?
39. O, de o
40. Het eeuwige moment
41. Tuin bij ’t riet
42. Tuinen overal
43. Verloren tuin
44. Het voorlopig laatste tuingedicht
45. De tuin veranderd al of achter het gordijn
46. Als ik me niet vergis, Groenmarmerwit
47. Verweg en dichtbij
48. Amazonetuin – een leergedicht
49. De vijvers
50. Tegen
51. Te droesem
52. De Afrikaanse tuin
53. Druppels water
54. De castella e.a.
55. De Samenpak


0. INLEIDING

De gedichten zijn in mei en juni 2009 geschreven. Bij de meeste zette ik er de dagdatum bij en waar dat niet het geval is werd het vergeten. Het eerste gedicht, eenvoudigweg De tuin geheten, schreef ik echter al ergens in de buurt van het jaar 2000 of misschien nog wel voor dat jaartal in de vorige eeuw.

Dit gedicht vind ik erg mooi en het herinnert me aan een tuin uit mijn jeugd. Maar enkele mensen in mijn omgeving herkenden toch niet direct het jeugdig enthousiasme dat in het gedicht ligt besloten. So what?  Daardoor ging ik er echter aan twijfelen of het wel een prijs kon winnen. Daarvoor had ik het immers opgediept.

U moet namelijk weten dat in het jaar onzes Here 2009 een prijsvraag werd uitgeschreven waarbij een dichter met één gedicht 10.000 Euro kon winnen. Als de naam van Gerrit Komrij hierbij niet was genoemd, die niet voor niets onze eerste dichter des Vaderlands was, had ik aan een één-aprilgrap gedacht.

Een prijs winnen voor een gedicht bij een wedstrijd waar de hele dichterswereld zich waarschijnlijk op stort, want armoede is daar troef of hoort dat te zijn, zou een godswonder zijn. Maar ik heb veel in de kast liggen, heel behoorlijke gedichten, en móest dus gewoon meedoen. Baat het niet, dan schaadt het ook niet.

En, wat belangrijker is. De beste tien gedichten hebben een kans om uitgegeven te worden door uitgeverij Augustus en de eerste honderd worden opgenomen in een bloemlezing met een voorwoord van Komrij.

Ik begon dus te piekeren over dat gedicht De tuin en vroeg me af of ik het wel in moest sturen. Zou de jury oog hebben voor de spanning van het gedicht die besloten ligt in het gegeven dat een kind naar de wereld opkijkt? Is het beeldend genoeg? Komen de  voorstellingen die ik er bij heb, en daarom draag ik het gedicht ook aan mijn ouders op, wel over? Tjonge, wat een tuin was dat. Ieder jaar kwam de hele buurt bessen plukken en mijn moeder had een hele teil met rode bessen om te wekken.

‘Laat ik eens een gedicht met wat meer spanning maken’, dacht ik en schreef vervolgens de tuingedichten die hier zijn samengebracht in dit bundeltje.

Spontaan geschreven dus en ik wil er niet al teveel over nadenken. Wel hebben Noor Smals en Santiago Martin Sanchez over enkele gedichten waardevolle opmerkingen gemaakt, zodat het ook nog wat professioneel is geworden en de gekste dingen en echte fouten er zijn uitgehaald. Maar voor de rest, vers van de naald en ik kan nu wel gaan piekeren over wat zoal bij elkaar past en bij voorbeeld een indeling maken die het allemaal een beetje groepeert, maar nee, ik houd de volgorde aan waarin ze chronologisch tot stand zijn gekomen.

Volgens mij zit daar namelijk enigszins een lijn in. De tuin uit de kindertijd neemt de andere tuinen in zich op en wordt zodoende een enigszins platonische tuin. En later komen er wat details in, worden de bloemen iets concreter benoemd. Ook kruipen er enkele gedachten over het schrijven zelf in de gedichten. En buiten de tuin wordt er iets over die grote wereld buiten de tuin opgenomen. Over kruistochten of Hesperiden bij voorbeeld.

Het serieuze wordt ook wat minder. Er kruipen grappen en flauwigheden in de tekst. Alhoewel het laatste gedicht toch serieus genomen dient te worden.

Zo wordt het een dichtbundel niet alleen over tuinen maar ook over het proces van dichten. Over het proces van tuinieren en niet alleen over de tuin. Dat bedoeld Voltaire natuurlijk as hij Candide beëindigd met de woorden: On doit cultiver le jardin.

‘Dat hebt u voortreffelijk gezegd,’ antwoordde Candide, ‘maar laten we onze tuin bewerken!’


 

1. MIJN TUIN

Frambozen groeien rood en met fluwelen huid
tussen de wingerd waar de witte kelken
van grote bloemen, melk en honing,
zich fladderend in lichte bries bewegen. Zuid
richten zich hun hoofdjes. Geloof maar niet
dat aarzeling bestaat. Een gele stamper fluit
naar meeldraden. Het bont geheel in zaligheid
verlangt naar mij en andere mensen.
O tuin, je bloeit waar ik ook ben. Mijn ziel
is vol verlangen. Ginds hangen paarse pruimen
aan drie bomen. Sappigzoet en rijp
schilderen ze met gloed het groen. Viel
er maar één. Op aarde waar de dauw ontwaakt
in schitterende zonnestralen. Een wiel,
beslagen met een ijzeren band, steunt
eenvoud van de kruiwagen van hout.
Voorin de tuin als groene meren, rabarberplanten,
met bladeren een feest gelijk. Kijk
hoe ze waaieren de verte in. Geen eind
noch een begin. Hun rode stelen, rafelige kanten
zijn wonderlijk. En ó, besuikerd smaken zij zó
heerlijk. Maar nu lanterfanten
ze nog in zon- en maneschijn. Gekarteld
laag boven de grond, als groene meren.
Mijn tuin, ik heb je lief. Je bent als
zoveel andere tuinen. Maar als het kind
dat ik eens was, doe je geen vele passen
in de grote wereld. Was de tuin zo wijd daarom?
O, vast! Kijk hoe de rode bessentrossen
van druppels glinsteren. Hoe het groene blad
van aarde opklimt. Hoe apart snijdt
hier het pad de tijden door. Hoor ik daar
geluiden in de aarde, onder de bladeren?

Hoor ik daar geheimen in de tuin?
Kijk de bonen staan op staken,
raken lichtjes aan de hemel,
hangen naar beneden al wat gelig.
Honen zij mijn kleinheid, kan ik ze niet pakken?
Bonen lief, kom nou bij mij. Als ik spring tonen
jullie dan je geheimen?
Hoog staan ze te pronken aan de hemel, tegen blauw lucht.


2. DE TUIN revisited

’t Is voorjaar. Grasveld van drie bij vier.
Kijk ogen uit, wat zie je hier?
De aarde mag dan naar de knoppen gaan,
men hoort verhalen over CO2. Ik neem je mee.
in mijn kleine tuin en kijk eens wat er bloeit?
Niet alteveel maar toch lichtpaars sering,
En wat je niet ontging in ’t hoge gras,
de kleine madeliefjes.

 

Kijk eens, en we beginnen pas.
Ik zal je niet vervelen met het allerkleinste,
waarvan ik bovendien geen jota weet.
Wel wil ik zeggen en vergeet het niet,
dat onder groot verdriet een kleiner ligt.
Een madeliefje op het gras is eigenlijk heel groot
niet ondersteund door kleiner grut kan zij niet leven.
Hé stop, halt, wacht eens even.
Hoe werkt de natuur waar guur de wind
en CO2 , de mens en god mag weten over waait?

 

Ik ben verdwaald, maar achter in de tuin
is kerrie geel buddleia ingekropen.
Ik denk aan vlinders, witjes en de dagpauwoog
die naar ik eens zag voor de atalanta boog.
Nu is het lente, dan de zomer alweer warmer.
De winter komt eraan. Gedachtenwesp;
– we klepperen met tanden
en slaan de handen rap tegen elkaar –
Maar nu nog lente. Sereia is wit uitgekomen.
Daarachter in ’t plantsoen wat bomen.

 

Zovele jaren was dit al mijn tuin.
Voordat de bloemen in hun kleuren staan,
herken ik ze. ‘k Zie digitalis en de gele toorts
al vóórdat wit, rose, geel en paars
ter ziele gaat. De lente loopt de koorts
van zomer in. De herfst gluurt naar winter.
En ieder jaar weer het begin
van zich herhalend leven.

 

WLB 5.5.’09


 

3. DE TUIN buitensporig

Tuin, ik zal je buitensporig maken.
‘k Beschreef je eens zoals je bloeide
in mijn jeugd. Daarna veel later in een tijd
van CO2. Je deed je best en roeide
daartegenin. Nu in de woestenij
sta je alweer te bloeien. Onder je aarde
lig ik in’t graf. Want wat van waarde
is blijft niet bestaan.

 

De wortels knagen en de aardemonsters
bij myriaden ongezien een nieuw geslacht.
Zij kruipen rond en wriemelen en jagen
onder de grond in de getallen ongedacht.
Heb ik misschien wie zal het zeggen,
nog weet daarvan met mijn atomen,
is dat het fluisteren van de wind door bomen?

 

En wat heb ik te maken met een storm
die razend aan de takken plukt. En rukt
en briest en jaagt en noodlot draagt?
Ik die niet eens meer worm ben maar slechts
een minisculiteit van deeltjes ongeteld,
maar steeds nog met de geest aanwezig,
gekweld door eeuwigheid. Er welt
gedachte op (in mij?) . Miljoenen jaren later
vormt die zich tot het nieuwe wereldspel.

 

Ja, onder het gras daar ligt een tuin
die meer vertelt over de werkelijkheid.
Dan die der jeugd of van de ouderdom.
Ik spit mijn tuin en draai de aarde om.
Hoor, in de verte raast de vrede en een trom
slaat oorlog. Rom dom dom.
Het rommelt. Ver weg klinkt gegrom,
een wijsje hoor je altijd in de lente in de tuin
Ik luister: alle tuinen komen uit het paradijs.
WLB 17.5.’09


4. JARDIN EROTIQUE

Ik droom een tuin vol vrouwen naakt
Onder de appelboom raakt nimfe
in de war en verderop staat Venus
bij een rozenstruik.
Bachantes lopen gillend rond,
Terstond breng ik hen tot zwijgen.
Lawaai en hijgen passen bij nimf en Venus
niet. Dan schiet Adonis met een pijl
wat liefde af. Ach al te kort. Een wijle
terwijl ik lig in ’t gras.

 

Ik droom wel van die tuin maar al te oud,
is Amor toch niet altijd hier aanwezig.
Een sylphe roept of fluit of zingt
bekoorlijk liedje dat mij dwingt
te luisteren als eens de schippers bij de Lorelei
Of als Odysseus bij Sirenen.
Ik bind me niet meer vast.
Helaas, maar kan wel wenen
Bij deze dans macabre van de liefde.

Terwijl ik lig in ’t gras.

 

Een columbine engelachtig zweeft
Boven de bloemen waar zij weeft
patronen van de liefdesgeur.
Een geur van hoger honing
En ik roep amoureus gedachten
uit verleden op. Een woning
die ooit eens bestond.
En ‘s morgens vroeg ontwaakt
uit droom, vind ik mezelf weer
in ’t gras.


5. ZONDER TUIN

‘k Zie altijd weer de eerste tuin.
O als ik in een flat geboren was,
was het dan niet geweest of ik
bij nieuwe tuinen altijd weer
geometrie in bloemen las?
Alsof het ritme in mijn hoofd
alleen in vroege jeugd geboren is.
Het lijkt me sterk, maar natuur
in voorsteden heeft misschien wetten
die metrisch ons natuur voorzetten.

 

Gelukkig is het park er nog
en naar het centrum voert een weg
met bomen hoog en in een heg
hier vlakbij van liguster
hebben de mussen nest gemaakt.
Ik zie een jongen uit de stad
die naar de wolken kijkt,
hem raakt nu vast een vogelvlucht
het oog en daarmee een gedachte.

 

Hij is geboren in een flat
en in een wijk van rechte lijnen.
waar in ’t plantsoen een vijver ligt
De eenden en wat andere dieren
plezieren er voorbijgangers.
Het valt wel mee misschien,
geboren worden in een flat.

 

Zo dacht ik. Toch, de eerste tuin
vormt latere tuinen om ons heen.
De rijkdom van een heggewinde
met witte bloemen, of een rozenperk
Het is gods werk, of hij bestaat of niet.
De huizen uit de voorsteden,
de galerijflats weten dat
maar al te goed. Doet het
ertoe geboren daar te zijn? WLB 18.5.’09

 

6. PORNOTUIN

Een pornotuin, stel je eens voor.
Teloor, teloor, een epizeuxis van jewelste,
hier gaat de liefde op in sexualiteit
De sexualiteit in mechaniek.
Hoe ziek zingt porno? ‘k Maak een tuin
waarin je ‘t ziet naar je believen.
De dieven lopen hier bij bosjes rond
en stront kleeft aan de bomen.
’t Is alles rond hier, al te rond.

andre_masson
André Masson

 

Je pist hier met een boog om alles heen
wat maar naar liefde ruikt. En ook verscheen
de maan, als zij verschijnt, met gele koorts.
’t Was gisteren, vandaag wordt met
een groot geval een kut doorboord
Een kreet smoort in een biefstuklap.

 

Pap lust ik er wel van. Een hang
naar meer en meer. Die grijpt mij aan.
Ik lig hier, ren dan weer, stilstaan
dat gaat niet meer. De lichamen
gaan zo te keer. Daar zie ik weer
als locomotieven met hun stangen
de stampers als gewijde monsters gaan.
De pornotuin bij dag en nacht.
Zij staat niet stil en wacht
op spanning iedere seconde.

 

Ik ben haar wachter. Loop de ronde
Om te verhinderen dat het geil
de mijl loopt in niet meer dan een seconde.
Hier hoort vooral de orde in de tuin,
de aangeharkte paden en de koude tegels
bewaakt te worden. Hier zijn regels.
WLB 18.5.’09


 

7. DE OUDE TUIN HERLEEFT (zie ook gedicht nummer 1, Mijn Tuin)

Oude tuin, ik heb je lief.
Ik was je haast vergeten.
Door nieuwe tuinen,
nieuwe woorden, raakte je versleten.
Zo vaak had ik de bloemen reeds gezien,
de struiken al bekeken.
Tot al die dingen onvoldoende bleken,
toen heb ik je weer ontdekt.

 

Frambozen heb ik in mijn mond genomen.
Zij smaken met een kleur die rood,
noch paars, eerder fluweel,
verhemelte beslaat. In mijn keel,
juweel van smaak. Kijk,de letters
krijgen kleur en ja de geur
van wingerdbloemen doet hier mee.

 

Dan valt verleden in het heden
en toekomst zaait gedachten uit.
Er waait een briesje door de tuin,
Een winterkleed legt donkere vogels neer,
op witte sneeuw vallen er mezen op
en op de kop van ’t hekje een fortuin
aan zon dat glinstert in de dauw.
’t Begin nu van een vroege lentedag.

 

Hier is een tuin omsloten door veel groen.
Een roes van heggen en een hoge berk
die ruisend door de wereld gaat.
Hoe laat is het? Het is nog niet te laat.
Tegen een muurtje groeit lavendel
die opvangt wat de muur weerkaatst,
de warmte van de mediterranee.

 

De tuin sluit alle tuinen in haar hart.
Veel meer nog, smart en duisternis
als het seizoen verandert, winter nadert.
Daarna herstelt zij zich, en paart
met lucht en aarde en uit diepe grond
springt het bewaarde leven op.
Verborgen in een hoekje zie je ridderspoor,
hondsdraf, de wilde hemelsleutel
Je hoort op ‘t dak de spreeuwen kwetteren.


 

8. TUINIDYLLE

’t Was op een middag. De maand was mei.
Ver van de zee en van een watergracht.
Ik lag wat in mijn tuin, en dacht daarbij
aan goden, tritonen en aan tuinen
ver van huis, met vleugels ………..  .  Nee,
aan weiden en aan boterbloemen dacht ik
en hoe in dit seizoen de pinksterbloemen
bloeien gaan. Er staan er niet zoveel meer
in het gras. Een rijke tuin van bermbloemen
werpt echter wel wat korenbloemen en
papavers op mijn pad.

Nu in een strandstoel in de tuin,
zie ik de digitalis die al hoog,
de gele toorts die naar omhoog,
de gele roede die in samenzang,
allen nog groen zijn. Ik zie ze al
met bloemen in de zomergloed.
Dit eeuwig lied dat doet me goed
Vertel me niet dat er geen tuinman is
die dit met alziend oog beziet.

Die tuinman denk ik sluimerend door.
is in veel boeken ook beschreven.
Wij mensen weven er verhalen om
en om de keerzij te verklaren
hebben we duivels; Beëlzebub, de slang,
De Satan, Hij met bokkenpoten,
Hondsdolle kervel en de wolfsklauw
Stinkende gouwe
Ook het grauw in achterbuurten van de steden.

Onkruid en kruid wil ik maar zeggen.
Ik laat het groeien in mijn arme tuin.
De duivel en mijn god kunnen een kaartje leggen.
Soms wint de één, dan weer de ander.
Zo leren ze elkander beter kennen.
18.5.’09


 

9. EEN ANDR’E TUIN

Een and’re tuin, Elisie maar geheten.tuinhekgeweldig
Een lijsterbes voor ’t raam.
Het weten van de tijd wordt er gemeten.
En achteraan de Italiaanse populieren.
Ver weg nog en we gaan
steeds verder in de tijd en bovenaan.
het wiegen van de wind daarin.
Hier is geen einde,
er is geen begin.

 

Buiten de tuin de werkelijkheid.
En iedere dag ratelen over de weg
de karren naar de melkfabriek.
Zo vroeg, de zon is opgegaan.
En iedere morgen staan de melkbussen
te bolderen op de karren.
Verwar het niet met ouderwets,
het is alleen een and’re tijd.

De lijsterbes dicht bij het raam,
Het plaatsje waar wat buitenstoelen staan.
De steenbreek tussen leisteen uit de groeve.
Wit! Verderop de bloemen die vergeten zijn.
We leven minder in de tuin.
Gaan naar het zwembad en het sportterrein,
de school, de bibliotheek en weten
minder van eeuwigheid. De aarde
wordt steeds meer van jezelf.

De elfen uit de tuin Elisie worden materieel.
Maar nimm’r toch vergeten we de tuin.
Die later honderdvoudig altijd weer beleefd,
zich in de loop der tijd op onze weg begeeft.
19.5.’9


 

10. TUINEN verscheiden

Een tuin aan zee, het zout,
het zand, de wind, het gure kind
daarvan dat huilt over het dak.
Wat heesters, planten, een
dwerg van een eik, een kobold
en wat lage planten. Rijk is de tuin.

Tegen de steile helling ligt geplant
een tuin die nauw verwant
aan luchten om haar heen
me altijd wonderlijk scheen.
Ik zit er wel eens, klamp me vast
aan aarde achter mij. En ga ik staan,
dan waan ik me een ster die naar
beneden kijkt.

Bij ’t zompig moeras
heb ik mijn tuin gemaakt.
Alles raakt water, iedere keer
als ik niet uitkijk
verzinkt zij weer.
Dan gooi ik dijken om haar heen
Maar soms verscheen
uit ’t duister weer de dreiging.

 

Honderden tuinen gingen me voorbij.
Met palmen aan het strand, of op een klif.
Soms lag er sneeuw, dan weer een bloesembed,
Een bed van bladeren of onbekend
wat vruchten. Altijd de luchten, wolken,
aarde in gedempte kleuren.
Één en verscheiden. Een ver Eden
dompelt verleden in het heden.

Hemelvaartsdag 2009


11. ORDELIJKE tuin

Mijn tuin wanordelijke roezemoes
Een kleine hel in deze buurt,
niet aangestuurd en mos in ’t gras
En of dat ’t vagevuur niet was,
kronkelt er smeerwortel door de heg.
Soms, als guur de herfst weer komt,
dan lanck ik naar het paradijs
van Franse tuin met ’t spelpatroon
van zorg en speel de wijs
van hark en schoffel.

Maar wel met mate want
natuur zet men niet veilig aan de kant.
Daar horen hel en hemel bij,
onveiligheid en heiligheid
En iedere tuin is eigenlijk een vagevuur.
Nee, nee, we lezen tuinen als het paradijs.
We kijken naar wat mooi en prachtig is.
En in de vijver groeit een gele lis.

Het is een rotzooi in mijn huis
De administratie een gesloten boek
voor onbegrijpelijk gezoek,
waarin ik niet kan vinden wat van nut
en voor mijn zaligheid ik zoek.
Was zij maar als mijn tuin waarin
ieder gewas haar plaats en werking vindt.
Een kleine hemel of een kleine hel,
dat merken we later in Gods grootboek wel


14. BLOEMENSCHIKKING

Zomers vermaak is libelleus of waterjufferachtig.
Erg mooi gezegd, nietwaar? Zeg . . . . . . . . ,
….. (prachtig, machtig – nee? Maar wat dan wel?)
Lezer, dicht wat mee.
Libelleus, een schilderij gelijk,*
dat als een tuin vol kleuren
insectologie uitstraalt.
Zo is er aan mijn muur
ook een Monet verdwaald.
vanuit zijn tuin in Giverny.
Die wil ik nog bezoeken.

Ah! Kleuren, kleuren,
die weer verdwijnen
onder de dekens van de nacht.
En ’s morgens vol van . . . . . .
….. (pracht?)
verschijnt dan weer de zon.
Zeg lezer, dicht wat mee.
Maar vaak is ’t mistig, grijs de lucht,
zodat je er de pest in hebt en . . . . . .

Ook als de zon schijnt moet je wel eens zuchten.
Je moet weer naar de file toe en blauwe . . . . . . .
….. (mmm, zwermen, schermen?)
zie je door ’t autoglas . . . . . . . . . . . . . . .
En dan verdwijnen ze weer achter geluidschermen.

Maar dan schiet rood, geel groen en blauw
als duveltjes uit doosjes weer te voorschijn.
Je ziet de roosjes bloeien in een tuin,
En waarom weet je niet, je denkt aan . . . . . . . .
…..(ja waaraan? en ’t rijmt ook nog eens op tuin)
Van al die auto’s en de asfaltwegen
Heb je zo vroeg al dorst gekregen.

Als ’t droog hang ik in mijn tuin
de schilderijen op en later
in de winter verrijkt de . . . . . . .
de wanden in mijn huis.
Zo kan ik ook begrijpen
hoe binnen schilderijen rijpen
en buiten bloemen ’t weer doorstaan.
Hier nog eens even over denken.      WLB 21.5.’09

* André Masson: Zomers Vermaak, olieverf op doek.


17. LEZEN BIJ AVONDVAL

Het westelijk zwerk stond in sombere gloed, starre purpervlammen boorden zich in de laaghangende grauwe wolken. De zon zonk dofrood, vroeg verduisterd, achter de rand van de Zuidzee, leeg, op een groot zeilschip na. (Jan Slauerhoff; De laatste reis van de Nyborg)

 

Ik lees- Het westelijk zwerk stond in somb’re gloed -.
Kijk van mijn boek op; ziet!, de avond valt,
de zon gaat boven lage huizen nu ter kimme.
’t Wordt tijd, de maan reeds zichtbaar naast de zon.
‘k Lees verder:- starre purpervlammen boorden
zich in laaghangende grauwe wolken. – Dit is ’t begin van een verhaal.
– De zon zonk dofrood, vroeg verduisterd, achter de rand -.
Met mijn verstand probeer ik nu ’De laatste reis
van de Nyborg’ tot poëzie te maken . De boot vertrekt van ’t land.

Er staat: ’Er staat niet wat er staat’,
dit is wat Nijhoff schreef.
Zo bleef ik nog wat zitten in de tuin
en lees, de boot vertrekt van ’t land,
– achter de rand van de Zuidzee,-
En kijk dan naar ’t westen uit mijn tuin.
en zie de zon in purperen gewaad,
Maar vredig zonder stormachtig gelaat.
Ik zei het al, zij neigt ter kimme.
En verder nu, er staat:
– leeg, op een groot zeilschip na.-

’t Gaat over viermastbark
Zij verlaat bij San Francisco Golden Gate
en weet nog van haar toekomst niet.
Maar lees je door dan zul je weten
Hoe Fröbom later in de vette aarde rust.
Heel ver van huis zoals zovele zeelui toen.
Ach Slauerhoff kon schrijven, wie leest hem nog?
De jongeren reizen zelf nu de wereld rond.
En hebben daaraan handen vol. De avondstond
is nu nog verder in mijn tuin gekomen.

Jan Slauerhoff was een poète maudit.
Zijn zwerk staat in somb’re gloed.
Vanavond zijn de goden goed
gestemd. Geen grauwe wolk doet
geen sprankje licht verdwijnt,
de avondlucht de dampen aan.
Ik groet u uit mijn tuin
en doe de lampen aan.               23.5.’09

P.S. 14 mei 2018

Het was de Golden Gate bij avondval uitgegaan en koerste nu langzaam Oostwaarts. Een viermastbark met hulpstoomvermogen

Oostwaarts vanaf de Golden Gate?
Wie weet was Slau al met gedachten in de Oost.
Of in een dichterlijke bui. Of deed
de richting er niet toe. Joost mag het weten.
Het schip was eerder west gegaan en
daar vandaan weer even naar het oosten.


 

1 gedachte over “Ode aan de Tuin”

  1. Fruitsap in het station Smullend rond de abdij Literair Cafe Spoorfietsen Bosuilentocht Sint-Michielsviering Sportkriebels Zumba Line dance Sport-plus Vlottentocht Leven met de Groote Oorlog De Wereld van Van Gogh Fred Bervoets Musica Divina El Juntac

    Beantwoorden

Plaats een reactie