Lula da Silva – Bolsonaro

De lezer weet nu waarover we het hebben. Brazilië mocht in de wereld weer even, anno 2022, door verkiezingen, in de belangstelling staan. Daarom, met het plaatje van het mozaïektrottoir van Copacabana, het Suikerbrood, de Pâo de azucar van Urca en de zuidelijke kustlijn, dit verhaal, om één en ander levendig te houden. De sfeer, reken maar, van de stad, hoor je in het bruisen van de golven en het verkeerslawaai. En altijd die bergen. Het carnaval. Nu ja. Wie kent Rio niet, één van de oude iconische steden. Het hele verhaal? Enkele fragmenten voldoen.

 

MOZAÏEKVERHALEN UIT BRAZILIË

W.L.Becker

INLEIDING

Van het vliegveld naar het centrum is een barre tocht. Op de zesbaanssnelweg vlechten de auto’s een patroon. De taxi rijdt met een snelheid van 90 tot 120 kilometer. Ik ben hier nog nooit eerder geweest en het zweet staat op mijn voorhoofd. De chauffeur ziet links op rijbaan drie een gaatje en schiet erin, dan switcht hij snel via baan twee naar één waar een kleine opening in het voortjagende verkeer is. Licht remmen, een beetje gas geven, van iedere ruimte gebruik maken en zo raast het verkeer naar het centrum. Een fijnmazig bewegend netwerk. Bij kennismaking met deze megastad houdt ik mijn adem in. Bij een temperatuur van 40 graden. Zweet ik van angst of van de hitte? De taxichauffeur praat druk, vertelt iets wat de klant niet kan volgen en kijkt telkens over zijn schouder naar achteren. De passagier heeft ergens gelezen dat het aantal verkeersdoden in dit land zeer hoog is. De dodemansrit loopt echter goed af en we komen veilig aan. Het zal niet lang duren of hij zal deze route zelf vaak rijden om mensen van het vliegtuig te halen. Vrijwilligers van een NGO die verstijfd op de achterbank zitten en een eerste indruk van het land opdoen.

Ontspan je toch. Ik woonde een paar jaar in deze prettige metropool en wil graag gastheer zij. Zal ik je een beetje door de stad gidsen? Er vallen inderdaad veel doden in het verkeer, maar ik kijk bij het rijden niet over mijn schouder en ken de weg ondertussen. Voor zover je die in een megastad kunt kennen. Je arriveert in het centrum. Waar eens een rivier lag, ligt nu een avenue naast een kanaal. De lagune is in een wijk vol blinkende kantoren veranderd en de rotsen die uit zee opsteken zijn met tunnels doorboord. Het lawaai heeft in de loop der eeuwen bezit van de stad genomen. Daar wen je aan. Een achtergrondgeluid, een gezoem van straatgeluiden waar autotoeters uit opklinken. Je gaat er van houden. It’s in the eye of the beholder is een mooie uitdrukking. Je ziet wat je al weet, daar komt het op neer.

De megastad leeft 24 uur per etmaal. Dan slaat het 25 ste uur waarin ze opnieuw adem haalt en begint ze aan een nieuwe dag. In uw hotelkamer dringen geluiden door. Een claxon, de kreet van een straatverkoper, het optrekkend verkeer bij het stoplicht. Je hoort vreemde geluiden die je niet kunt thuisbrengen. Op de achtergrond een eeuwig gezoem. En omdat we hier in Rio zijn denk ik dan aan het liedje: ‘Mi pequeno cachoeira, vivo só pensando en tí. Mijn kleine waterval, ik leef en denk alleen aan jou.’

Bij de Avnda Branco zitten we op het terrasje voor de ‘Parijse’ opera en gaan dan naar het strand. Hier ligt de geweldige oceaan en werpen de metershoge golven je op het strand. Daarachter kun je rustig zwemmen, kies maar uit wat je wilt. Een jonger gezelschap kan er niet genoeg van krijgen om zich in de branding te storten en zich dan mee te laten sleuren naar het strand. Je voeten worden weggeslagen en de golf neemt je mee als een machteloze ledepop, je raakt je adem kwijt en vergeet eventjes alles. Maar daar doemt de vloedlijn al op en struikel je het strand op.

’t Is een zingende stad, met hoge en lage tonen:

‘María candelaria
is hoog gevallen,
ze sprong per parachute,
viel in de boter, olala,
begint midden op de dag,
die arme María.
Ze werkt, ze werkt,
Ze werkt zich dood.’

Je bent met het vliegtuig gekomen? Neem de volgende keer de boot. De geuren van het land komen je al van verre tegemoet, de stad komt langzaam naar je toe. Wat zie je? Een witte lijn die op krijtrotsen lijkt en Copacabana heet. Heel modern allemaal, maar er kunnen zich Afrikaanse tonelen afspelen. Ah, in Rio is de religie nog warmbloedig en spelen zich rituelen af die je eerder in het oerwoud zou verwachten. Onzin, alsof de stad geen jungle is! De gids beweert wel eens dat je de beschaving in het oerwoud moet zoeken. Nu ja, draai alles maar om. Aan de moderne wereld is vaak geen touw vast te knopen.

In een zaaltje speelt zich het ritueel af; op het strand, in een flatgebouw zie je wonderlijke dingen. Een mâe de Santo, een priesteres, leidt de ceremonie. De gelovigen zingen en klappen. De kaarsen branden. Kreten klinken op en een man raakt in trance. Hij wordt bezeten door een demon. Hij kronkelt en schreeuwt. Kruiden worden gebrand en schaduwen springen op de wanden. De kwade geesten worden uitgedreven. Cachacha, een soort rum wordt rondgesprenkelt. De mâe de Santo blaast sigarenrook in mond, neus en oren van de bezetene. Wat gebeurt hier allemaal? De drums klinken monotoon. Exú de duivel wordt uitgedreven en vlucht rochelend en verpletterd weg, door het raam, de donkere broeierige nacht in.

Lees ook: De bamboekooi – verhaal uit de tropen


 

Plaats een reactie