Op zondag, midden in coronatijd, nou ja, weldra weer voorbij.
Neem je de bus bij het station -waarheen? – naar waar
de eerste bus je voert, zó ongepland ben je in Druten aangeland.
Aan ’t eindpunt, het is hier kaal, je staat nu voor een RABObank.
Je loopt gewoon de richting Puiflijk op; langs huis na huis, zó ’n buurt,
Je kent haar wel, van blokken rij na rij; in ieder dorp alsmede stad,
zie je die bouw, je denkt wel wát.’ Stap voor stap vervolg je je weg.
Hmm Puiflijk is een deel van Druten, zo leer je nog eens wat.
Dan sla je af – weet niet waarheen je gaat – en links komen nu wei
en magazijn en kijk wat zou dat zijn? Een vrachtwagenterrein.
Waar ben je? en je vraagt, een ouder echtpaar onderweg;
‘Mevrouw, mijnheer, weet u de weg naar de WAAL?’ en er ontwikkelt zich,
O avontuur, een heel gesprek. ‘Ja, die kant op, dan een pad’
Door het struweel, een broekbosland, en dan de dijk en kijk,
je bent er al en ziet de overkant, een bocht tussen
twee wielen door en hoor de watervogels eens en ‘t is
niet eens gepland maar onverwacht, o wat een mooie dag.
Je denkt: ‘De buurten hier, je ziet ze overal. Wat saai maar toch.’
De dijk weer landelijk en wijds de Waal. ‘De mensen leven hier,
zo slecht nog niet.’ En eigenlijk denk je niet, zo rustig hier,
langs de rivier. Het gaat gewoonweg door je kop. En stap voor stap
loop je maar door. Bereikt nu ’t Veerpad waar vanouds oud
Druten aan de Waal. Je krijgt nu een idee van hoe het was.
Kijk daar een werf en dan rechtsaf. Oud klooster, hé was ’t katholiek?
Ze leefden bij de Waal en er ook van? Meer vragen komen op; dan denk je, nou ja ’t gaat door je kop: ‘wat weet ik er ook van?’
Hier staat een aantal herenhuizen vlak achter de zomerdijk; wat kaal
maar statig wel en als je uit het venster kijkt zie je de Waal.
Stel ik me voor en droom ervan; hij kwam nog pas geleden hier.
Tot bij de kruising waar ik zit en stil geniet van ’t lenteweer.
Je ziet de oude aken en de geladen grote boten, de uiterwaarden
met hun wilgensloten, de vogels die over ’t water scheren. Niet nú. Maar van de and’re keren, van and’re wandelingen; het brein
beleeft een feest van vier seizoenen. Verleden, heden, neuronen noemen toekomst na coronatijd; fluisteren wanneer …………………… ?
En bij de kerk neem je de bus terug. Een wandeltocht achter de rug.
Het is nog steeds coronatijd. Wel nuttIg doorgebracht de dag.
Lichamelijk, bewegen is belangrijk. Goedendag. En ook de geest
wordt rustig langs de Waal met sluimerend gedachten. Ik noem
het tegenwoordig avontuur, want beste buur. Het grootse leven is voorbij. De covid leert ons: wees maar blij met eenvoud.