Oorlogsvers 1

-I-

BOEM, toch klinkt het hol, doe me een lol, het is oorlog.
Een flits en een flat stort ineen. Mensen? Onder het puin.
Wel hoor je dit is niet bedoeld; burgerdoel. Toch goed raak.
Als je het vaak doet dan win je allicht. Mooi gezicht op t.v.

Je leeft wel mee, besef je wel, de hel, een vrouw verbrandt.
Een kind, een man. Gegil, maar hier in huis is het nog stil.
Je vrouw is nog niet opgestaan. Het beeld verandert.
Een raketaanval. Een hele wijk verpulverd. Stof en steen.

Soms zie je wel een lijk op straat. Bij een tank een soldaat.
Een Rus,  een dooie en je voelt, nou ja, geen haat
maar wel voldoening. Zijn vrouw in Perm ken je niet.
Daar zie je ook verdriet op een begraafplaats.

Drie dooie Russische soldaten. Eén was heel goed in atletiek.
Een vriend vertelt; ‘een aardig vreedzaam iemand.’ Toch
denk je opgeruimd staat netjes. Zie je dan niet
huilende mensen bij het graf. Jawel, je ziet veel ellende.

Gelukkig weinig bloed of hersenen op straat. Het gaat
niet met musketten of met pijl en boog. Soms zie
je wel verdriet, een eenzaam kind op weg, verbrand een heg,
een verbrand lijk; je bent veraf , maar wácht, dichtbij.

EN WAAROM? Die strakke potentaat, dat misbaksel, zijn kliek
staat om hem heen, Denkt geopolitiek, ziet niks buiten
zijn zwarte ziel. Hoe is het mogelijk dat zo’n paskwil
zijn perfide wil over hele volkeren laat schijnen? Dictatortje!

-II-

Dan denk je dit, dan dat, maar alles bij elkaar, je zit hier
stil voor de t.v. Die neemt je mee waar je nog nooit was.
Naar Oekraïne en een commentaar. Je volgt het nieuws.
Is deze waanzin werkelijkheid? Suggestie, droombeeld?

Vandaar die droom vannacht? Apocalyps rijdt op een paard.
Verschrikkelijke schuld, Een kleinigheid maar wel uit ’t eigen leven,
een foutje, iets banaals, leegte in de droom.
Gevoel gewoon.  Bracht die je ziel vooruit?

Kijk niet teveel op de t.v. Je moet nog langer mee.
Bij tijden scheldt je het systeem verrot. Die man daar
die de flat uitkomt -die brandend tongen lekt – en zegt:
‘Die klootzak uit Moskou’, heeft het nog zacht gezegd. Godver!

– III –

En ’s morgens sta je op. Hoe ver zal deze oorlog zijn?
Er is vannacht in Kyiv weer gebombardeerd.
In Marioepol zijn 2000 doden. Ondertussen meer.
Het Kremlin danst. Er zijn geen woorden voor. Je hoort ze wel.
Dat monster, satan, ‘k wil hier weg, het is de hel.
Je ziet het wel; het is nauwlijks voor te stellen.
Verwrongen staal, verwrongen bus, een hele wijk
door een raket als schuimtaart weggewist.

-IV-

Een appél op de t.v., een Oekraiens MP, zij beschrijft
emotioneel de doden en het leed als een no-fly zone
er niet komt, het bombarderen niet wordt stopgezet.
Ze heeft gelijk. Onmogelijk denk je. ’t Laat onverlet
dat … wat is de volgende zet? En in de silo’s rusten
de atomen op ‘t Procrustusbed.

Na deze oorlog die niet gevoerd kan worden wordt het tijd,
tik, tik, tik, de wereld wijdt zich aan ontwapening en vrede.
Althans wat meer. De rede gaat bij waanzin in de leer.

-V-

Dictatortje; je bent belachelijk.
Zie hem daar krompotend lopen
voor zijn gouden poort. Het rode kleed
zo breed dat hij er klein bij schijnt.
Er bijna in verdwijnt Regalia, Insignia;
In ’t kastje thuis gelaten. Stilte rondom.
Maar in de verte klinkt het blaten.
De schapen weten wel de knoet
ligt achter deze stilte; doet haar plicht.
Zo heeft de belachelijkheid een serieuze kant.

De maan staat vol, de maan staat hoog, de maan
omringd door halo van Saharazand, de maan in het Oosten.
Uit mijn raam, de avond valt, de nacht zwart rond de maan.
Op de t.v. woedt oorlog, zo ongeveer onder de maan.
Belachelijk, kapotte huizen, verhalen gaan op reis en
commentaren herhalen vluchtelingenstromen. Waan je
er niet te ver vanaf. De maan staat stil te dromen.
Buiten, hoog door mijn raam, de maan.

-VI-

Het menselijk bestaan; Vanaf de maan, is dood, verderf,
lood om oud ijzer maar kom dichtbij en leef je in. De sirene
is nog maar ’t begin. Toch klinkt ze al bekend, maar leef je in.
Niet maandag (dinsdag?), begin der maand, waarschuwing,
die bij ons klinkt, maar nu gevolgd door bomtapijt.
Hier stokt ’t verstand; de stad in brand. De hel,
je leeft je in, en daarna hoor je het verhaal van hem,
die op de televisie ziet, hij was van huis, hoe thuis
zijn vrouw verdwenen was; twee kinderen op de stoep, één lag
er vredig bij, het meisje was uiteen gescheurd.
Ik zet de televisie af. Inleven eventjes onmogelijk!
De man was uitgeveegd, totaal verslagen.

 -VII-

Oorlog. Onmogelijk. We moeten er vanaf.
We gaan ons meer bewapenen. Waarom?
Natuurlijk om ons te beschermen. Rondom
Rusland weven wij een web en China
fluistert aan de horizon. Maar vandaag
de dag zie je Oekraine in puin.

 -VIII-

Wat is een gek? De geen die z’alle tien wel heeft, maar
naar de waanzin streeft. Zichzelf ziet, zichzelf niet ziet,
hij denkt vooruit achteruit en voelt de ene keer, de andere
keer weer niet; een gewoon mens die denkt god te zijn.
Kortom een zwijn die van zijn bakens losgeslagen is. Nu is
er EEN de atoomkast ingekropen en houdt de wereld vast.
’t Is niet de gek uit het gesticht. Een streber, moreel
lichtgewicht. Een KGB-er die tot staatshoofd werd gemaakt.


Plaats een reactie